Skip to main content
Geen categorie

De duivelbanner van de Kamp

In het plaatsje Naarden gebeurden vreemde dingen die het daglicht niet konden verdragen. (1) In de schemering sloop er een grote zwarte kat door de straten en stegen. Je zag niks anders van het beest dan haar felgroene ogen. Als ze een raam of deur open zag staan glipte ze naar binnen. Wat ze dan uitspookte wist niemand. Na een paar uur stond ze weer buiten en ging terug naar een oud, vervallen huisje. Enige momenten later slofte er een oud wijf met een pafferig gezicht uit dat huis om de grendel op de deur te schuiven. Op zo’n avond zagen de inwoners van Naarden nog lange tijd licht branden in het huisje. Ze fluisterden onder elkaar: ‘Het oude wijf is weer bezig met haar duivelse kunsten’.

Vreemd genoeg wist de oude vrouw de dag daarop precies waar iemand ziek was geworden of op sterven lag. Dan kwam ze aanlopen met een kommetje soep, zogenaamd uit meelevendheid, maar niemand durfde dan de soep te drinken. Met haar priemende blik keek het vrouwtje de kamer rond, alsof ze controleerde of alles nog op zijn plek stond, net als de vorige keer. De mensen vertelden onder elkaar dat het toch duidelijk was dat die vrouw geen gewone vrouw kon zijn. Het moest een heks zijn, een kwade toverkol die de kunst verstond om zich te veranderen in een kat!

De inwoners van Naarden werden voorzichtig en sloten ook overdag hun deuren en ramen. Toch had een huisvrouw op een dag een venstertje open laten staan. Toen ze terug kwam in de slaapkamer van haar jonge kindje was ze te laat. De zwarte kat zat in de wieg op het lijfje van het kindje en keek het doordringend aan. Natuurlijk joeg ze het beest weg. Het schoot de trappen af, klauterde door een raampje naar buiten en verdween snel uit het zicht. Maar het kwaad was al geschied. Vanaf dat moment huilde het kind aan een stuk door, alsof het ergens pijn had, maar waar die pijn zat was niet te zien.

De dokter in Naarden begreep niets van deze mysterieuze ziekte en wist het kind niet te genezen. Toen vermoedde de moeder het ergste: Dit moest kwade toverij zijn! Ze hoopte dat een van de beroemde toverdokters uit Laren de betovering ongedaan kon maken. Maar toen zij het kind bij hen bracht bleken ze machteloos: ‘Die toverkol is mij te sterk’, zei Piet Z., de ‘mottekijker’ (2), en Jaap V., die ‘de gekroonde Christus’ werd genoemd, vertelde: ‘Dat is geen toveren meer, wat zij doet: dat is hoge, zwarte kunst, die uit boeken wordt geleerd, en ik kan lezen noch schrijven.’

De duivelbanner

Zo waren de ouders de wanhoop nabij en hun kind werd almaar zieker. Eindelijk zei een oude man tegen hen: ‘Ga naar de duivelbanner op de Kamp te Amersfoort! Als die je niet helpen kan, dan kan niemand dat. Tot voorbij Utrecht en tot achter in de Achterhoek komen ze naar hem toe. Hij helpt mens en dier en wil er niets voor hebben, want het is een boete, die hij volbrengt. Daarom heeft het kwaad geen vat op hem.’

Al snel werd het besluit gemaakt en de volgende dag ging de vader naar Amersfoort. Bij de Kamp aangekomen viel het nog niet mee om de duivelbanner te vinden. Hij vroeg naar het adres van de duivelbanner van de Kamp. Maar de mensen keken hem angstig aan en liepen zonder te antwoorden door, of ze maakten eerst een kruisteken om zich vervolgens mompelend uit de voeten te maken. Eindelijk vertelde een man dat hij naar een smalle steeg moest zoeken. Na een lange tijd vond hij inderdaad een steegje. Het was nauwelijks meer dan een spleet tussen de hoge huizen. Helemaal aan het einde was een lage deur. Ietwat angstig klopte hij dan maar op die deur. ‘Binnen!’, riep een holle stem.

De deur ging langzaam krakend open. Voor zich zag hij een laag en klein vertrek. Het was midden op de dag en toch was het vertrek gehuld in een schemerdonker. Achter een tafel zat een lange man, met grijs haar en scherpe, doordringende ogen. Dit moest de duivelbanner zijn, daar was geen twijfel over mogelijk! Met een zware stem sprak hij: ‘Je komt uit Naarden en hebt een kind dat ziek is en nu vermoed je dat hij is betoverd. Heb ik gelijk of niet?’ Verbaasd keek de vader naar de vreemde man, hoe wist hij dat allemaal? Weifelend antwoordde hij: ‘Ja dat is waar, mijn vrouw en ik hebben al een week geen oog dicht kunnen doen. Ons kindje wordt almaar zwakker, maar niemand kan ons helpen.’

Duivelbanner

Illustratie van Marloes Messemaker www.mesloes.nl

Toen stond de duivelbanner op en pakte twee zwarte kaarsen. Hij zette deze precies in het midden van de tafel. Daar was een teken aangebracht van een driehoek, die een tweede driehoek kruiste. Dit was het teken van de wijze koning Salomo, waarmee hij ooit de demonen in zijn macht had kunnen brengen. De duivelbanner stak de kaarsen aan en keek minutenlang intens naar de flakkerende vlammen, daarna keek hij naar het teken van Salomo. Zijn gezicht vertrok en vervormde zich tot een demonische grijns. Toen de vlammen rustiger gingen branden keek hij weer op. De trekken van zijn gezicht waren zachter nu.

‘Je kind zal het overleven, maar er wacht jou en je vrouw nog een grote beproeving. Als je alles doet zoals ik het zeg, zal het goed komen: Je moet een nieuwe koperen ketel kopen en deze vullen met water geput uit een stromende rivier. Je moet brandhout van vliertakken verzamelen en tien haren van de zwarte kat die bij je kind is geweest. (3) Verzegel dan je huis van onder tot boven. Er mag geen straaltje licht naar binnen komen! Is er ergens nog een gaatje, dan zal de heks die jullie kind ziek heeft getoverd, toch naar binnen kunnen sluipen en is alles voor niets geweest. Ten slotte kook je het water en gooi je er, één voor één, de haren van de kat in. Doe je dat, dan zal je kind genezen!’ Uitgebreid bedankte de vader de geheimzinnige man en bood hem geld als beloning aan, maar hij wou niets aannemen en zo spoedde de vader zich vol nieuwe hoop naar huis.

Het onttoveringsritueel

Toen hij die avond thuiskwam ging hij als eerste kijken hoe het met zijn kind was. Gelukkig, hij leefde nog! Snel vertelde hij zijn vrouw wat er gebeurd was en wat ze moesten doen om hun kind te redden. Direct gingen ze aan het werk. Water werd gehaald en een koperen ketel gevonden. Ze hoorden van buren dat de duivelse kat weer rond had geslopen en vonden de haren op een kussen waarop het beest had geslapen. Toen moest het huis verzegeld worden. Luiken gingen voor de ramen, grendels voor de deuren, alle reten en kieren werden dicht gesmeerd met leem en zelfs het sleutelgat werd met een bosje stro dicht gestopt. Nu kon het ritueel beginnen!

Het vuur werd met vlierhout aangemaakt en de ketel werd aan de haak gehangen boven het vuur van de haard. Het water begon langzaam aan de kook te komen en de moeder deed een eerste haar in het water. Opeens werd de stilte verbroken. Buiten werd op de luiken gebonsd en daarna werd er aan de deur gerammeld. Iemand schreeuwde: ‘Doe open! Doe open!’ Ze herkenden duidelijk de stem van het ouwe wijf, de toverkol die ze altijd al hadden verdacht. Het was een stem die verwrongen klonk door grote angst en pijn: ‘Tovenaars, tovenaars! Ze willen me verbranden!’

Angstig keken ze naar de deur en dan weer naar de ketel. Eindelijk kookte het water en de moeder gooide nieuwe haren in de ketel. Het water klotste bijna over de rand.
Op dat ogenblik ging de stem van het ouwe wijf over in een langgerekt, eentonig en klagend gejammer, als van een kat, die op sterven ligt. Ze kermde: ‘Ik brand, ik brand, doe de deur toch open!’

De vader die bij het vuur zat keek angstig, maar ook met medelijden naar de deur. ‘Misschien verbrand die heks daar levend, moeten we wel doorgaan?’ Maar de vrouw dacht aan haar kind en wierp ook de laatste haren in het kokende water van de ketel. Het gillen en schreeuwen van de heks duurde nog even voort, maar stierf toen weg. Toen de moeder bezorgd in de wieg keek, zag ze hoe haar kind eindelijk vredig sliep, met een gezonde blos op de wangen. Pas de volgende dag, durfden ze de luiken te openen en de deur van het slot te doen. Buiten was niets te zien, behalve een vreemde zwarte vlek op de stoep. Het vreemde oude mens was spoorloos verdwenen. Zij en haar zwarte kat werden nimmer meer in Naarden gezien. Vanaf die dag herstelde het kind, tot het weer net zo gezond was als voorheen.

Abe J. van der Veen

1) Vrij herschreven naar de versie van J.R. W. Sinninghe uit:
De Blécourt ed. – Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi 1979 p. 97
Ondanks dat het belangrijkste deel van het verhaal zich in Naarden afspeelt is de rol van de duivelbanner van de Kamp zo belangrijk, dat dit verhaal in een bundel over Amersfoortse sagen niet mag ontbreken!
2) Een mottekijker is waarschijnlijk een streeknaam voor een duivelbanner, in de zin van iemand die door middel van zijn helderziendheid waar kan nemen waar geesten, demonen of heksen zijn. Mot heeft vele betekenissen, waaronder nachtvlinder, nevel en ontuchtige vrouw. Alle drie woorden die op hekserij van toepassing kunnen zijn. In een sage van het eiland Schokland spreekt men van de motketel waar rondom de heksen dansen. Het lijkt erop dat een mottekijker een heksenziener is..

3) Ik heb me één belangrijke aanpassing veroorloofd door het werpen van eikenhouten spaanders in het water – zoals Sinninghe het verteld – te vervangen met haren van de heksenkat. Spaanders komt nergens anders voor in de heksenfolklore en van magie met haren wordt ook wel in andere sagen wel verteld. Het maakt de magie en verwantschap met de heks ook sterker.

Join the discussion 2 Comments

  • Ad Stolk says:

    Ik heb dit met veel plezier gelezen.
    Ik wilde het boek kopen, maar was benieuwd of de verhalen echt gebaseerd waren op volksverhalen en legenden of dat je ze zelf verzonnen had.Dat laatste mag je als auteur natuurlijk doen, maar ik zocht de oude verhalen.
    Ik vind het erg fijn dat je de oorsprong van de verhalen erbij gezet hebt.
    Morgen ga het het boek kopen (Veenendaal zal het wel in voorraad hebben)

    • Ze zijn gebaseerd op de echte oude sagen, maar natuurlijk in een modernere bewoording. Alleen in de sage de heks van de Monnikendam heb ik me iets meer vrijheid veroorloofd, dit staat ook in de noten. Veel plezier met het boek, Veenendaal heeft ze zeker!

Leave a Reply to Abe de Verteller Cancel Reply