Skip to main content

Tegenwoordig kennen we de elfen voornamelijk uit de kinderboeken als schattige, kleine wezentjes die van bloem tot bloem vliegen of anders als de zeer elegante figuren met puntoren uit de fantasyroman ‘Lord of the Rings’ en aanverwanten. In dit artikel wil ik het echter hebben over de elfen uit de folklore èn over de elfen zo zij in het verleden – en ook nu nog – door vele mensen zijn waargenomen. Wat zijn elfen, wat zijn de vroegste verhalen over elfen en hoe komt het dat het tegenwoordig zo moeilijk is om ze nog waar te nemen?

Etymologie van alf en fairy

Het Oudhoogduitse woord alf is verwant aan het Latijnse ‘albus’ oftewel wit. Niet zomaar wit, maar glanzend, stralend wit. Dit doet denken aan de Ljósálfar uit de Noordse mythologie van de Edda. Zij zijn lichtelfen die nog mooier zijn dan de zon en wonen in ‘Alfheimr’, het land van de elfen. Zij staan tegenover de swartalfar of Dökkálfar, de donkere elfen die gelijk zijn te stellen aan de dwergen. Het Alfheimr behoort toe aan de vruchtbaarheidsgod Freyr, die dit gebied kreeg als een cadeau voor het verliezen van zijn eerste tand. Het laat zien dat de alven een connectie hebben met vruchtbaarheid. Helaas horen we weinig meer over de alfen in de beide Edda’s. Het woord komt al voor in de Germania van Tacitus uit de tweede eeuw n.o.j. in de naam voor een Germaanse priesteres ‘Albruna’. Dit betekent ‘magisch geheim van de alven’. Het impliceert een connectie tussen de magische wijsheid van de priesteressen die zij mogelijk hebben verkregen van het alvenvolk. In het oud-Engels heetten deze wezens ‘elves’ en onder Engelse invloed werd elf het gebruikte woord in Nederland en verdrong het oudere woord alf. (1)


Het andere Engelse woord voor een elf is ‘fairy’. Dit komt van het Franse woord ‘faerie’ wat betovering en illusie betekent. De Fransen gebruiken het woord ‘fées’ voor de elfen. Beide woorden komen weer van het Latijnse ‘fatum’ dat noodlot betekent, of van zijn meervoud ‘fata’ voor de schikgodinnen. Bij de feeën uit de sprookjes komt hun invloed bij het verwezenlijken van iemands lot nog duidelijk naar voren in het verlenen van wensen. Bij de elfen uit de folklore komen we dit niet of nauwelijks tegen. De illusionaire en betoverende kracht van elfen is daarentegen wel berucht. Er wordt verder gespeculeerd dat de ‘fairie’ afkomstig is of – in ieder geval – een verwantschap heeft met de pre-Islamitische, Perzische ‘Peri’. Dit zijn zeer mooie, gevleugelde, engelachtige, natuurgeesten. De woorden zouden een gemeenschappelijke afkomst hebben in een ouder woord voor ‘betovering’. (2)

Een benaming voor de elfen in Noorwegen en IJsland is het ‘Huldufolk’  oftewel het verborgen volk. Dit omdat ze voor de meeste mensen onzichtbaar zijn. In Ierland worden ze de Daoine Sidhe, oftewel het volk van de holle heuvels of grafheuvels genoemd. Volgens de traditie bewonen zij inderdaad deze archeologische complexen uit de brons- en ijzertijd. (Het Noorse equivalent hiervan is het ‘Haugfolk’). In Ierland en Schotland worden zij ook vaak ‘the gentry’, ‘the good neighbours’ of ‘the good people’ genoemd. In Wales wordt weer de naam ‘Tylwyth Teg’, oftewel de schone familie voor ze gebruikt. Deze eufemistische namen werden gebruikt om de gevaarlijke elfen vriendelijk te stemmen voor het geval dat ze misschien stiekem mee luisterden. (3) Voor de solitaire elfen bestaan nog een plethora aan andere benamingen.

Wie zijn de elfen?

Het geloof in de elfen moet zo oud zijn als de mensheid zelf, maar duidelijke bronnen over elfen en hun verhalen komen pas tevoorschijn in Ierland vanaf de achtste en negende eeuw, in een aantal Engelse kronieken vanaf de elfde eeuw en in de Edda uit de dertiende eeuw. Het is opmerkelijk dat er al vanaf de Canterbury Tales van Chaucer uit de dertiende eeuw van de elfen gezegd wordt ‘in the old days of king Arthur, this land was filled with fairies. I speak of many hundred years ago. But now no man can see the elves no more.’ (In de tijden van koning Arthur was dit land nog vol van elfen. Dit was vele honderden jaren geleden. Maar nu zien de mensen de elfen niet meer..’) Elke generatie lijkt het geloof in elfen te willen voorstellen als iets uit het verleden. En toch blijven er tot op de dag van vandaag altijd mensen – en zeker niet alleen kinderen – in elfen geloven. Dit komt omdat er altijd weer nieuwe ontmoetingen zijn van mensen met elfen. Eigenlijk kan je beter zeggen: mensen hebben telkens opnieuw buitengewone ervaringen in de natuur en willen deze onder woorden brengen, waarbij zij telkens terug grijpen op de beeldtaal van elfen.

Als we dieper op het fenomeen van de elfen in willen gaan is het zaak om nog duidelijker te maken waar we het nu precies over hebben: In een ruime zin kan je onder elfen alle geestwezens verstaan die niet spoken, engelen, demonen of goden zijn. Op deze wijze houdt je nog ontelbare wezens over uit de niet fysieke wereld. Het gaat dan voornamelijk om entiteiten die in de wilde natuur te vinden zijn. In die zin zou je ook wezens als kabouters, zeemeerminnen, dwergen en zelfs trollen en reuzen als een vorm van elfen kunnen zien. In vele boeken over elfen wordt dit ook grif gedaan. (4)


In een nauwe zin gaat het bij de elfen om een gestratificeerde samenleving van geestwezens met sterk menselijke trekken die in een parallelle werkelijkheid leven naast de onze. Zij zijn een onzichtbaar volk met een eigen land en een koning en/of koningin met een grote schare van onderdanen die hun tijd vooral spenderen met feesten, musiceren, dansen en vrijen. Ook zijn zij kenners van de magische en illusionaire kunst. We tellen dus in deze definitie de vele solitaire elfenwezens niet mee. In de ruime zin komen elfen voor over de hele wereld, ook al worden zij dan meestal anders genoemd. In de nauwe zin komen zij voornamelijk voor in de Keltische en Germaanse landen met een zwaartepunt in Ierland, Schotland, IJsland en Noorwegen.

Verschijningsvormen

Elfen worden vaak beschreven als wezens met een lichtgroene kleur, maar banshees, alven en witte wieven hebben juist een witte kleur en ook andere kleuren komen voor. Zij zijn meestal een stuk kleiner dan mensen. De grootte varieert van kniehoogte tot aan de middel. In enkele gevallen zijn elfen even groot of zelfs groter dan mensen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het nobele Ierse elfenvolk, de Daoine Sidhe en bij de Welshe Tyllwyth Teg. Het idee van elfen als miniatuurmensen, (‘niet groter dan een eikeldopje, zoals Shakespeare zegt’) komt niet uit de folklore, maar uit de Elizabethaanse literatuur en uit de kinderboeken. Het idee dat elfen puntoren behoren te hebben is niet correct. Dit is lang niet altijd het geval. Sommige beschrijvingen en afbeeldingen van elfen zijn geïnspireerd door de klassieke satyrs en faunen. Mogelijk hebben zij de puntoren aan hen overgebracht. Terwijl de elfen als volkje meestal als mooi worden omschreven, zijn de verschillende solitaire elfen meestal – in onze ogen – lelijk of zelfs monsterlijk. Het is bij deze laatsten vaak onduidelijk of het om elfen of demonen gaat. (5) Verder is het goed om te beseffen dat elfen meestal onzichtbaar zijn. Mensen kunnen de elfen niet zien, behalve als deze er zelf voor kiest om zich te vertonen. Toch zijn er soms uitzonderingen op deze regel. Dan gaat het meestal om dromers, dichters, jonge kinderen en muzikanten. Dit zijn allen mensen die door hun zuiverheid en openheid de kans lopen om per ongeluk verzeild te raken in het elfenland.

Elfen en heksen

Naast de toevallige elfenontmoetingen van ‘onschuldigen’, zijn er ook mensen die het contact met de elfen bewust opzoeken. Dit zijn mensen met helderziende gaven zoals heksen en tovenaars. Heksen en elfen hebben dan ook vele overeenkomsten: zij kunnen beiden vliegen door middel van een magisch voertuig zoals een bezem of een plantenstengel. Ook gebruiken ze beiden een soort van toverspreuk om te kunnen vliegen. Ook kennen beiden een geheimzinnige zalf die te gebruiken is om van bewustzijn te veranderen.
Heksen die elfen ontmoeten zijn op dat moment meestal in een vorm van trance. Zij ervaren deze ontmoetingen als periodes van gelukzaligheid, maar ook als momenten van grote inzichten. Na zo´n ontmoeting kan het zijn dat ze magische krachten en vaardigheden hebben opgedaan zoals de voorspelkunst, geneeskunst of de kunst om te wichelen. Historische voorbeelden van Schotse heksen die claimden ontmoetingen te hebben gehad met de elfen zijn Bessie Dunlop in 1576, Andro man in 1597 en Isobel Gowdie in 1662. Zij bekenden hun toverkunst geleerd te hebben van de ‘queen of Elphame’ oftewel de koningin van de elfen. (6)

Wat is de oorsprong van de elfen?

Het is interessant om te kijken naar een aantal ontstaansverhalen van het elfenvolk: Zoals gezegd worden ze  in IJsland wel het ‘huldefolk’, oftewel het verborgen volkje genoemd. Dat is – volgens de IJslandse legende – zo gekomen omdat toen God op een dag aan Eva vroeg om haar kinderen te laten zien, zij een aantal verborg omdat ze nog niet gewassen waren. God strafte haar door deze kinderen voor haar te ‘verbergen’ oftewel onzichtbaar te maken. Deze kinderen van Eva leven in de heuvelen, moerassen en wouden en zijn het elfenvolk. Dit verhaal wordt ook elders in Europa verteld. (7)

Een andere versie van het ontstaan van het elfenvolk zegt: In de vroegste tijden was er oorlog in de hemel tussen God en Lucifer. Natuurlijk won God en de duivel werd uit de hemel gegooid door de aartsengel Michael. Alle engelen die samen met Lucifer rebelleerden vielen ook uit de hemel en kwamen in de hel terecht. Zij werden demonen. Alle neutrale engelen die alleen hadden toegekeken, mochten ook niet in de hemel blijven. Zij moesten op aarde leven tussen de rotsen en in de wouden. Zij zijn het elfenvolk geworden. Ook nu nog zijn zij neutraal of beter gezegd amoreel. Soms doen ze goede dingen en soms kwade dingen voor de mensen. Het heeft ervan dat zij een moreel besef, oftewel het onderscheid tussen goed en kwaad nog niet kennen. (8) Dit geeft hen een bepaalde onschuld, die de mens verloren is geraakt na zijn val uit het paradijs na het eten van de appel uit de ‘boom van kennis van goed en kwaad’. Dit maakt ook dat elfen volgens het volksgeloof geen individuele ziel kennen.

Dit idee van de elfen als een volk dat niet kiest tussen hemel of hel, of tussen goed en kwaad vindt je ook terug in het Schotse verhaal van Thomas of Ercildoune uit het einde van de veertiende eeuw. Hij is een historische ‘laird’ die een eeuw eerder leefde. Op een dag ontmoette hij de elfenkoningin (‘the queen of elphame’). Zij neemt hem mee om aan haar hof te dienen. In de tocht naar haar land komen zij op een punt waar zij hem drie wegen laat zien. Een smal paadje naar de hemel, een brede weg naar de hel en een mooie, kronkelige weg waarlangs varens groeien. Zij vertelt hem dat dat de weg is naar het elfenland waar zij naartoe zullen gaan. Thomas mag na zeven jaar terug en heeft dan een ‘true tongue’. Hij kan alleen de waarheid nog maar zeggen en heeft de gave gekregen van de profetie. Uiteindelijk gaat hij terug naar het elfenland om nooit meer naar de mensenwereld terug te keren. (9) Deze middenwereld heeft zo ook wel wat van het vagevuur waarin de zielen volgens de katholieke leer een poos moeten verblijven om door vuur gereinigd te worden van hun zonden alvorens ze naar de hemel kunnen gaan. Maar het is duidelijk dat er in elfenland van zuivering geen sprake zal zijn. In Wales wordt er van het elfenvolk (Tylyth Teg) gezegd dat het de zielen zijn van overledenen die te goed zijn voor de hel, maar te kwaad voor de hemel. Zij moeten wachten tot de ‘dag des oordeels’ voordat zij het paradijs mogen betreden. Zo wordt een duidelijke connectie gemaakt tussen de elfen en een bepaalde categorie van doden. (10)

Een derde oorsprongsverhaal vinden we in de Ierse tekst ‘Lebor gaballa Eren’ uit de elfde eeuw. Hier is sprake van de ‘Tuatha de Dannan’. Zij zijn het volk van Danu, een Keltische aardegodin. Zij kwamen naar Ierland uit vier steden in het noorden en waren gehuld in mist en donkere wolken, zodat zij eerst nog niet door de oorspronkelijke bewoners ontdekt werden. Na een felle strijd overwonnen zij deze ‘Fir Bolg’ en werden de nieuwe bewoners van Ierland. Uit hun steden namen zij vier grote schatten mee: een steen van het noodlot, de Lia Fail, de ketel van overvloed van de Dagda, het zwaard van Nuada van overwinning en tenslotte de speer van Lugh die ook zege zou brengen in de strijd. Deze vier schatten symboliseren de elementen aarde, water, lucht en vuur. De Tuatha zijn te zien als de oude goden van Ierland. Veel van hun namen – zoals Lugh, Ogma en Brigid zijn ook in andere bronnen terug te vinden als namen van Goden. De mythe vertelt dat zij een poos over Ierland heersen. Dit zou een periode zijn van grote vrede, vruchtbaarheid en voorspoed voor Ierland. Maar uiteindelijk moeten zij zich terugtrekken uit het zichtbare Ierland in een strijd tegen nieuwe invallers, de Milesiërs. Dit is waarschijnlijk een benaming voor de Kelten. In een overeenkomst met hun druïde Amergin wordt besloten dat deze Milesiërs de oppervlakte van Ierland krijgen om in te wonen en de Tuatha de Dannan het land onder de grond. Zij gaan dan wonen in de grafheuvels en worden de ‘Daoine Sidhe’, het volk van de holle heuvelen. Dit is een benaming van het elfenvolk. Een ander deel van de Tuatha vertrekken samen met de zeegod Mannann naar de eilanden voorbij de horizon. Dit zijn eilanden van eeuwige vreugde en lente. Hiermee werden de Ierse goden tot elfen, zij werden verlaagd in status. Ook zijn zij door deze overeenkomst onzichtbaar geworden. Zo verdwenen deze elfen uit het menselijke bewustzijn. (11)

De elfen als goden

Er zijn onder folkloristen meerdere verklaringen over de oorsprong van het geloof in elfen. Zij zouden ontstaan kunnen zijn uit de Goden, uit voorouders en/of doden, het kan gaan om herinneringen aan verdreven volkeren en natuurlijk kunnen het altijd al natuurgeesten zijn geweest. Uit het laatst genoemde verhaal blijkt dat zij ooit – in ieder geval bij de Kelten – een connectie hadden met de Goden. Een kanttekening hierbij is dat dit niet om alle elfen gaat, maar specifiek over hun leiders: Dagda, Nuada, Lugh, Brigid, Morrighan, Danu en anderen. De rest is altijd al meer geest dan god geweest. Ook in latere verhalen is het vooral de koningin van het elfenvolk die hoog in aanzien staat. Zij wordt de minnares van sommige dromers en kunstenaars zoals de Ierse held Oisin, of de Schotse Thomas Rhymer. Ze kan ook de schenkster worden van bovennatuurlijke gaven aan heksen zoals Isobel Gowdie. Op het continent is dit te vergelijken met wezens die Godinnen worden genoemd. De dichter Tannhäuser wordt de minnaar van vrouw Venus in de Venusberg en verschillende heksen claimen hun kunsten geleerd te hebben van de godin Holle of de godin Perchta. Interessant daarbij is het gegeven dat Holda of Holle een gevolg heeft van ‘holden’ of ‘unholden’ en Perchta brengt weer vele ‘perchten’ met zich mee. Als je deze geesten met elfen zou vergelijken, dan was Holda of Perchta hun koningin!

Sinds de komst van het Christendom kon er geen aanbidding of offers aan deze wezens meer plaatsvinden. Zij verwerden tot elfen of zelfs demonen. Toch ging het offeren op een bescheiden schaal door. Elk schoteltje melk of stukje koek wat op een sacrale plek werd achtergelaten voor de elfen is te zien als een offer. Dit doet ook sterk denken aan de kleine offers voor de lagere goden bij de Grieken en Romeinen. Ook zij lieten al voedsel- en drankoffers bij de haard voor hun huisgoden – de Laren – en op bepaalde plekken in de natuur voor de bos- en veldgeesten, de nimfen en saters. Zij hadden het niet over elfen, maar over ‘daimones’ of  ‘genius’. De neutrale daimon van de Grieken werd de negatieve demon of duivel bij de christenen. Het is opmerkelijk om te zien dat er vroege afbeeldingen van elfen zijn die lijken op saters met hoorns en fallus. Mogelijk zijn deze lagere goden uiteindelijk de elfen geworden.

De elfen als doden

De elfen hebben een duidelijke connectie met de doden. Dat was al te zien in het Welshe volksgeloof dat degene die voor zijn tijd is gestorven die tijd zal uitzitten in het elfenland tot hij naar de hemel of de hel mag. In vele verhalen wordt er verteld van bezoeken aan de elfenwereld waarin de levende bezoeker zijn dode buren of verwanten terug ziet in deze wereld. Een andere reden om de elfen te associëren met de doden is hun woonplaats. In vele gevallen bewonen zij de grafheuvels. Dat doen zij in Ierland en Schotland, maar ook in IJsland en Noorwegen. Hierbij kan je ook denken aan een aantal Nederlandse grafheuvels die bekend staan als kabouter- of witte wievenheuvels. Ook zouden ze hun geringe grootte te danken hebben aan het idee dat de zielen van overledenen eruit zien als een kleine replica van hun fysieke vorm. Toch zijn zij niet gelijk te stellen met de doden. Het is eerder zo dat sommige doden, vooral degenen die te vroeg zijn gestorven, of die te goed voor de hel en te slecht voor de hemel waren, hier voor een tijdelijke periode kunnen verblijven. Opmerkelijk hierbij is dat er vaak over de elfen wordt gezegd dat zij geen ziel hebben. Zij kunnen dus zelf niet overgaan naar de hemel. In Schotse verhalen wordt weer verteld dat zij eens in de zeven jaar een belasting moeten betalen aan de hel in de vorm van een ziel. Zij kiezen daar zonder uitzondering een mens voor die zij hebben ontvoerd.

De elfen als een verdreven volk

Ook is er de theorie dat het bij de elfen gaat om een oud mensenvolk dat verdreven werd door sterkere volkeren. De pixies zouden bijvoorbeeld een vervorming van de Picten zijn. Dit meer primitieve volk zou zich hebben verstopt op onherbergzame plekken. Zij werden heel goed in zich schuil houden voor het sterkere volk, waardoor ze een aura van onzichtbaarheid kregen. De angst van elfen voor ijzer zou verklaard kunnen worden door de verdrijving van dit bronstijdvolk door de betere ijzeren zwaarden. In sommige verhalen wordt verteld dat er een vorm van ruilhandel was tussen de elfen en de mensen. Op een bepaalde plek werden ketels neergelegd samen met wat voedsel en de volgende morgen was het voedsel weg, maar de ketels waren geschuurd en gepoetst. Dit is vergelijkbaar met de ruilhandel die zelfs tot voor een vijftigtal jaren geleden nog wel werd bedreven met stammen uit de jungle van Afrika. Ook de verhalen over de angst van elfen voor het klokgelui uit de kerktorens kan hiermee verband houden. Elfen zijn hier heidenen die weg vluchten voor het zich telkens verder verbreidende christendom. Het heeft ervan dat elfen soms niet meer zijn dan mensen met een sterk collectief bewustzijn en die nog doen aan magie en hekserij. Je zou dit een archaïsch of animistisch bewustzijn kunnen noemen.
Verder zijn er nog theorieën dat het –  vooral bij dwergen en kabouters – gaat over mismaakte mensen of mensen met dwerggroei die uit de bewoonde wereld verbannen werden. Geen van deze theorieën kunnen echter alle elfenverschijnselen verklaren. (12)

 

De elfen als natuurgeesten.

De meeste gehoorde verklaring van het bestaan van elfen is dat het gaat om een vorm van natuurgeesten. De geneesheer en mysticus Paracelsus von Hohenheim categoriseert in de zestiende eeuw in zijn boek ‘Liber de sylvis..’ de natuurgeesten in vier categorieën: er zijn undines van het water, gnomen van de aarde, salamanders van het vuur en sylven van de lucht. Deze wezens leven in dat element, maar kunnen niet overleven in een ander element. Zo zijn ze verdeeld onder de vier elementen. Deze verdeling zien we ook terug bij de sagenverzamelaars uit de negentiende en twintigste eeuw. Zij categoriseerden de geesten in hun boeken als aarde- water- vuur- en luchtgeesten. Het gewone volk waar de verhalen en anekdotes vandaan kwamen deden niet aan zo’n opdeling. De speciale affiniteit van de elfen met de elementen kunnen we ook terugvinden in het verhaal over de vier schatten van het Ierse elfenvolk die uit hun land een steen, een ketel, een zwaard en een speer meenamen. Symbolen die staan voor de elementen aarde, water, lucht en vuur.
Elfen kunnen ook natuurgeesten zijn omdat ze ‘genius loci’ oftewel geesten van de plaats zijn. Zij zijn te zien als de bewakers van een bepaalde plek. Het gaat dan meestal om bijzondere plekken zoals grafheuvels, stenencirkels, bronnen, beken, grotten en andere mooie plaatsen in de natuur die vaak als heilige plaatsen werden ervaren. Dit zijn plaatsen waar mensen een grotere kans hebben om elfen te zien. (13)

Het elfenvolk als de collectieve geest van mensengroepen

Een vijfde mogelijkheid geld alleen voor de nauwe definitie van de elfen. Elfen zijn mensen bekeken vanuit een ander bewustzijnsniveau. Wij zijn als mensen gewend om te ervaren vanuit een individueel bewustzijn. Dit is niet altijd zo geweest. Daarvoor zaten we meer in een collectief bewustzijn. Wie met dat bewustzijn contact maakt zal merken dat alles veel meer gaat vanuit een ‘flow’. Als collectief is er geen angst voor ziekte en dood. Er is veel minder besef van tijd. De verbinding met elkaar is vele malen sterker. Er is een diep gevoel van schoonheid, innerlijke vrede, liefde en geluk. Deze aspecten passen heel goed bij het verblijf van stervelingen in het elfenland. Zij zitten in de flow van het zingen, musiceren, dansen, vrijen of jagen. Pas als ze weer uit de elfenheuvel zijn blijkt dat er vele jaren voorbij zijn gegaan, binnen in waren zij de tijd kwijt. Alle elven lijken zo mooi te zijn als prinsen en prinsessen. De momenten waarin elfenontmoetingen plaats vinden zijn heel vaak drempelmomenten. Tijden die niet bij de ene en niet bij de andere periode horen zoals de Beltane, de Halloween of de midwinter en midzomer. Deze dagen staan buiten de tijd en zijn daarom uitermate geschikt om het elfenland te bezoeken. In het leven zijn de meest kwetsbare momenten waarin elfen je zouden kunnen ontvoeren de periode tussen geboorte en doop en de periode vlak voor het huwelijk of tijdens het bevallen. Ook dit zijn momenten tussen twee toestanden in waarin de nieuwe identiteit nog niet is vast gelegd. Periodes dus waarin het collectief het weer kan overwinnen van het individu. Op deze scharniermomenten kunnen mensen door de kieren de elfenwereld in glippen. Je zou kunnen zeggen dat mensen die dit meemaken even terug gaan naar een toestand van collectief bewustzijn.

Dit is ook op te maken uit de verschillende verhalen waarin sterfelijke mensen een periode in de elfenwereld – bijvoorbeeld een elfenheuvel – verblijven. Enkele dagen feesten, zingen en dansen met de elfen blijkt in de mensenwereld een jaar geduurd te hebben of een jaar leven met de elfen blijkt in de gewone wereld driehonderd jaar te hebben geduurd. Een oud voorbeeld hiervan is het Ierse middeleeuwse verhaal van Oisin, die door de elvinne Niamh naar Tir-nan-Og meegenomen wordt. Oisin verlangt terug naar zijn krijgsmakkers in Ierland en mag – gezeten op een elfenpaard – terug gaan. Maar zodra hij de Ierse bodem aanraakt veroudert hij in een mum van tijd tot een stokoude man. In andere verhalen vergaat de terug gekeerde zelfs tot stof.  Een vergelijkbaar verhaal uit Nederland is die van Schele Guurte. Als het kwade wijf Hente op bezoek gaat bij het witte wief Schele Guurte verdwaald zij in de vele gangen van haar grafheuvel. Als zij na vele uren toch uit de heuvel kruipt en terug gaat naar haar boerderij blijkt er een vol jaar om te zijn gegaan!
Elke keer raakt de sterveling zijn besef van tijd kwijt omdat hij in een soort van trance terecht komt. In die bewustzijnstoestand gelden onze wetten van tijd en ruimte niet. Mensen zijn dan als elfen, zonder tijd, zonder moraal, volledig opgaand in hun handelingen. (14)

De elfen gedemoniseerd

Deze staat van bewustzijn had op velen nog een vreselijke grote aantrekkingskracht. In de verhalen over de verleiding van mooie, jonge mannen of vrouwen wordt hier sterk gebruik van gemaakt. De Ierse elfenkoning Midyir verleidt de schone Etain door haar te vertellen hoe mooi zijn land en zijn inwoners zijn en hoe daar eeuwige vrede en eeuwige lente is. Hetzelfde gebeurd met de Ierse koningszoon Connla die verleid wordt door een schone elvinne. Even kan hij haar lokroep weerstaan, tot hij eet van een appel uit het elfenland. Vanaf dat moment is hij betoverd en moet hij haar wel volgen naar Moy Mell, de vlakte van plezier en genot.
In de Christelijke tijd wordt er veel aan gedaan om het geloof in elven (en daarmee ook de ervaring van) te ontmoedigen. De elven, in welke vorm dan ook, worden gedemoniseerd. Ze zouden je geest vertroebelen en je gek maken. De elven draaien een rad voor je ogen, alles wat ze je voortoveren is bedrog en ‘glamour’. Ze kunnen je ook ziek maken. Zo zouden elfen verantwoordelijk zijn voor het langzaam wegkwijnen door TBC. Iemand die krankzinnig werd zou met zijn geest in het elfenland vertoeven. Hij was ‘away’/’gone with the fairies’. Iemand met spit in zijn rug was door elfen beschoten, hij had last van ‘elfshot’. Iemand met een beroerte (stroke) was door een elf ‘beroerd’. Mismaakte kinderen of kinderen met het syndroom van Down werden wel uitgemaakt voor wisselkinderen. Een elf had het echte kind gestolen en er een oude elf voor terug gelegd. Meestal was het kwaad dat de elven uithaalden echter kattenkwaad, zoals bijvoorbeeld te lezen is over Puck en Robin Goodfellow.
Nog weer wat later worden elfen, eerst in theaterstukken voor de elite en later in vele kinderboeken, verder verkleind, schattig gemaakt, geridiculiseerd en voorgesteld als iets wat je als volwassene niet serieus kan nemen. Door deze tactieken werd het geloof in elfen onschadelijk gemaakt.

De elfen verdwijnen

Elfen in de heidense tijd – met name bij de Kelten en Germanen – lijken vooral goede, welwillende natuurgeesten te zijn geweest. Elfen worden aanbeden en er wordt aan ze geofferd. Dit gebeurde niet voor niets. Elfen waren als kleine goden, geesten met wijsheid en magie, die konden helpen bij vruchtbaarheid en genezing. Zo zij zijn te vergelijken met de geesten van huis en veld zoals de laren en penaten van de Romeinen en de faunen, nymfen en saters van Griekenland. Voor hen was er geen staatsgodsdienst en werden geen tempels gebouwd. Maar het volk kende ze en vereerde ze wel. In het beschavingsoffensief van – eerst – het christendom en daarna de wetenschap was hier geen plaats meer voor. Onder de ene God, mochten er geen andere goden aanbeden worden, maar ook geen geesten respect krijgen. De strijd om God tot de enige god te maken en daarmee tegen het polytheïsme, werd in onze streken al grotendeels gewonnen in de zesde tot en met negende eeuw. Echter de strijd tegen de ‘kleine goden’ en daarmee een animistisch bewustzijn (ook wel archaïsch bewustzijn genoemd) zou nog vele eeuwen duren. Slechts enkelen uit de elite verzetten zich hiertegen. De beroemdsten zijn de Duitse geneesheer Paracelsus met zijn ‘liber de nymphis’ uit ca. 1540 en de Schotse dominee Robert Kirk met ‘the secret commonwealth’ uit 1681. (15) Pas in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw leek de strijd compleet beslecht. Het laatste beetje elfen- heksen- en geestengeloof leek te zijn verdwenen. Maar onkruid vergaat niet. Telkens opnieuw wordt er beweerd dat elfen en/of het geloof in elfen een ding uit het verleden zijn. De elfen waren door een veerman over de rivier of over de zee heen gevaren en zijn sindsdien nooit meer gezien zeggen de oude volksverhalen. Maar niets is minder waar. De elfen zijn er nog steeds en een kleine, maar groeiende groep mensen leert weer om met andere ogen te kijken en leert om opnieuw de elfen te zien in al hun wonder en schoonheid!

Abe van der Veen 2025

Noten:

  1. Lecouteux – Witches, werewolves and fairies 103-104
  2. en.wikipedia.org/wiki/Par%C4%AB
  3. Briggs, K. – A dictionary of fairies
    Bedell, J.M. – Hildur, queen of the elves and other Icelandic legends
  4. Bijvoorbeeld in Briggs, K. – A dictionary of fairies, Dubois P. – De grote encyclopedie van het kleine volkje en in Froud, Brian en Lee, Alan – Faeries
  5. Vele afbeeldingen van middeleeuwse of vroeg-moderne demonen zouden net zo goed elfen kunnen zijn en omgekeerd geld hetzelfde voor een aantal elfen uit de schilderijen uit de negentiende eeuw.
  6. Emma Wilby – The visions of Isobel Gowdie
  7. Bedell – Hildur 29
  8. sites.pitt.edu/~dash/originunder.html#craigie93
  9. Dit lijkt ook wel op het Duitse verhaal van de minnezanger Tannhäuser die naar de Venusberg gaat om nooit meer terug te komen.
    Ook vele van hekserij beschuldigde vrouwen in 16e en 17e-eeuws Schotland bekenden dat ze magische gaven kregen van de elfenkoningin.
  10. sites.pitt.edu/~dash/originunder.html#craigie93
    Hetzelfde wordt gezegd over het dwaallichtje Jack O’ Lantern in Ierland.
  11. Zie over dit onderwerp mijn artikel over godinnen in middeleeuws Europa: abedeverteller.nl/heidense-godinnen-in-middeleeuws-europa/
  12. Koomen, M. – Het koninkrijk van de nacht 129
    Briggs 393
  13. Elfen – in de brede zin van het woord – kunnen ook bewaarders zijn van het huis en erf van mensen. Ze zijn dan de ‘genius loci’ van het huis. In dat geval kennen we ze als bv. ‘brownies’ of kabouters.
  14. Verschil in ruimte kan ook: dit gebeurd als je op onverklaarbare wijze verdwaald op bekend terrein. In dat geval ben je ‘Pixieled’ of op zijn Vlaams ‘van de alf geleid’.
  15. Beide boeken zijn niet voor niets pas postuum uitgebracht. Tijdens hun leven durfden de geleerde heren er zich nog niet aan te branden..
    The elementals that Paracelsus describes in Liber de Nymphis are detailed in a startling array of relations. Water people are nymphs, who are also sometimes called undina, and when they produce monstrous offspring these are called sirens or monks. Air people are sylphs, and also go by the name sylvestres, whose monstrous offspring are giants. Likewise the mountain people are pygmies, also gnomi. When they give rise to monstrosities these beings are called dwarves. Near the end of the work Paracelsus also introduces mani into the list of names of non-monstrous mountain people. Fire people are salamanders, also called vulcani, whose monsters are will-o’-the-wisps.
    Paracelsus zei o.a.: Zij hebben geen ziel, maar zijn wel verstandig en staan daarmee tussen mens en dier. Zij zijn deels geest en deels fysiek, omdat ze wel eten en dood kunnen gaan. En staan daarmee ook tussen mens en engel/demon. Het zijn absoluut geen demonen en het onderzoeken waard. Zij zijn ook de bewakers van schatten in hun element en kennen de verborgen aard van hun element. Zij bewonen hun element en kunnen niet naar andere elementenwerelden, behalve onze mengwereld van vier elementen. Aarde en vuurgeesten kunnen dienstbaar zijn aan de mens. Water en luchtgeesten kunnen huwen met de mens. Zij weten van vele verborgen dingen, van heden, verleden en toekomst.
    Robert Kirk zegt in zijn Secret Commonwealth dat met name helderzienden nog elfen kunnen zien en dat ze onstoffelijke, astrale lichamen hebben die te vergelijken zijn met wolken. Ze zouden zich voeden met de ‘foison’, het etherische deel van het voedsel van mensen of van sterke drank.

Middelen tegen de elfen zijn: lijsterbes, maar ook het kruis, de bijbel, ijzer en een haan

Mensen waren ooit als elfen, Zij gingen volledig op in hun omgeving en hun handelen. Dit eenheidsbewustzijn kan je ook elfenbewustzijn noemen. Het is de Gouden tijd waar de Grieken over spreken en de tijd van de hof van Eden uit de Bijbel. Het is ook de plek waar sommige mensen naar terug verlangen, het Avallon van de Britten en het Tir-nan-Og van de Ieren. Maar de mensheid koos een andere weg naar individueel bewustzijn. Dit ging gepaard met dualiteit en afscheiding. De wereld liet zich alleen nog van een afstandje ervaren, behalve met het gebruik van hallucinogene middelen. Maar dezen konden alleen gebruikt worden tegen een kostprijs.

De vroegste verhalen uit Engeland zijn:

The green children; (William of Newburgh ca. 1189) Over twee kinderen met een groene huid die ontdekt worden en beweren dat ze uit een onderaards gebied komen.
Elidor en de gouden bal (Giraldus Cambrensis 12e eeuw uit Wales): Elidorus vast twee dagen bij een rivierbank en ziet dan twee kleine mannen die hem meenemen naar een mooie, onderaardse schemerwereld. De mensen daar eten alleen melk met saffraan. Hadden geen religie, behalve het altijd vertellen van de waarheid. Nadat hij een gouden bal probeert te stelen wordt de ingang naar deze wereld onvindbaar voor hem.
De Dracae van Brittanië (Gervasius van Tilbury begin 13e eeuw). Een vroedvrouw wordt naar een onderwaterpaleis gebracht. Zij moet het pasgeboren kind insmeren met een zalf. Als zij wat van de zalf op haar ogen krijgt ziet ze dat het paleis een eenvoudige grot is.
De Portunes (Gervasius van Tilbury begin 13e eeuw). Dit zijn hele kleine wezens die op boerderijen werken en veelal het harde werk doen. Ze eten geroosterde kikkers. Ze plagen soms mensen door hun paarden de sloot in te leiden.
W.ild Edric (12e eeuw Walter Map), hij is op een dag verdwaald en vind een kasteel met de mooiste vrouw en schaakt haar. Zij blijft bij hem maar hij mag haar zusters niet noemen. Toen hij dat toch deed verdween zij. Ze was een elfenvrouw.
Koning Herla (12e eeuw Walter Map), hij ontmoet een koning zo klein als een dwerg, maar met geitenpoten en gaat met hem mee feest vieren. Als hij weg gaat bemerkt hij dat wie zijn voeten op de grond zet tot as vergaat. Daarom moet hij eeuwig ronddolen in een wilde jacht.
Deze verhalen komen allemaal uit Middeleeuwse kronieken.

Ook de Duitser Burchard van Worms heeft het in de elfde eeuw al over Waldleute en Holzleute

Leave a Reply