Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.
]]>1 Minstens 59 om het leven gekomen slachtoffers te Roermond e.o. in 1613-1614
2 27 te Horn, Haelen en Roermond in 1622
3 25 te Cranendonck, Geldrop, Mierlo, Lierop en Asten (Noord-Brabant) in 1595
4 Negentien in Westerwolde (Groningen) in 1587 (7) en 1589 (12)
5 Elf in 1547 in de Groninger Ommelanden (Farmsum, Appingedam, Godlinze)
6 Tien te Bredevoort (Gelderland) in 1610
7 Tien in 1547 in de Groninger Ommelanden (Midwolda, Leens en Pieterburen)
8 Negen te Amersfoort en Hoogland in de periode 1591-1595
9 Negen in Schiedam (5) en Goedereede (4) in 1585
10 Acht in Grathem en Loon (Limburg) in 1592
Voor de rest gaat het om vijf heksen of minder. (noot 1) Hieronder vindt je de details van deze tien procesreeksen, te beginnen met Roermond.
1. Het grootste heksenproces van Nederland: De heksenbrand van Roermond
De processtukken van het Roermondse heksenproces zijn – op wat fragmenten na – verdwenen. Toch zijn er genoeg bronnen om een beeld van de heksenbrand te krijgen. Er zijn twee lijsten met de namen van 41 door het vuur omgekomen personen. Ook zijn uit fragmenten van de verhoren nog veel details te halen. Hieruit blijken er zo’n 75 heksen te zijn vervolgd, waarvan er zeker circa 59 zijn terechtgesteld! Het gaat eigenlijk meer om een lange reeks van losse processen dan om één groot proces. Telkens werden nieuwe vermeende heksen genoemd tijdens de tortuur waardoor nieuwe processen konden worden opgestart. Hiermee is de procesreeks van Roermond veruit het grootste heksenproces dat in Nederland is gehouden. Uit de processen zijn vele aspecten van het geloof rondom toverij te vinden: Een aantal heksen uit Roermond bekenden dat zij naar de ‘dans’ of naar de heksensabbat gingen. Dit is een bijeenkomst van heksen en de duivel waarin ook gedanst werd. Deze zouden op de quatertemperdagen plaatsvinden. De gezusters Alheidt en Merie Werners werden in 1614 gearresteerd en beschuldigd dat ze bij vele heksensabbats aanwezig waren, dat ze omhangen waren met zilveren kettingen en rond hadden gereden in een koets met vier paarden. Merie zou de koningin van de heksen zijn. De zusters Werners zouden oogsten hebben laten mislukken en verschillende mensen en beesten hebben geschaad en dood getoverd. Verder zouden ze hosties hebben ontheiligd en in een toverbrouwsel hebben verwerkt.
Een paar keer wordt in de bronnen gesproken over een bruiloft met de duivel. De duivel heeft dan seks met haar en laat haar trouw aan hem zweren. Barbara Vreesen zou in negentien jaar vijf mensen ziek hebben gemaakt, zodat ze wegkwijnden en uiteindelijk stierven, en verder tientallen stuks vee hebben dood getoverd. Toen ene Peter Knobben – waarschijnlijk als vorm van anti-toverij – een varkenshart wou verbranden, had ze het hart gestolen doordat de man afgeleid werd door twee zwarte katten (wellicht heksen in de vorm van katten?) die op straat lawaai maakten. Mericken Brunen zou een kind hebben betoverd. Naelcken Coenckens ging naar de heksensabbat op de Roversheide. Ze zou een meisje door toverij waanzinnig hebben gemaakt. In het proces van Noelen Mussen beschuldigde haar buurvrouw haar van het volgende: ‘de duivel heeft je het chrisma (het teken van wijding aangebracht met olie tijdens de doop) van het hoofd gekrabd en er een pad voor in de plaats gesteld!’ (2)
Een in 1614 in Nijmegen gedrukt pamflet geeft een afwijkende versie van het gebeurde: Er zouden in 1613 64 toveressen in Roermond (en de omliggende dorpen Remunt, Swalmen en Wassenberg) op de brandstapel om het leven zijn gekomen. Uit dit pamflet is het volgende verhaal te halen:
De zaak begon in september 1613 toen het twaalfjarige dochtertje van Trijntje van Sittard door een lid van de magistraat werd betrapt op het uit de mond spugen van geld, garen, spelden, spijkers en stenen. Als haar gevraagd wordt wie haar dat geleerd heeft zegt zij: ‘Daar staat een man met een rood mutsje op het hoofd in rood fluweel, die wijst met zijn vinger op zijn mond dat ik zwijgen moet.’ Natuurlijk is dit de duivel. Voor de raad herhaalt het kind hetzelfde kunstje. Uiteindelijk geeft zij – na dreiging met lijfstraf – haar moeder aan als heks. Haar moeder bekent onder foltering dat in het dorp Ool een Meester Jan woont die de vaandrager is van de tovenaars en toveressen. Ook geeft zij nog tien andere toveressen aan en bekent dat zij vele kinderen, beesten en vruchten heeft betoverd. Zij wordt vier dagen later verbrand en haar dochtertje wordt opgesloten in het klooster.
Meester Jan van Ool was een bekende genezer en waarzegger. Toen hij op de pijnbank werd gelegd bekende hij dat hij een verbond had gesloten met de duivel. Na tien betoverde mensen te hebben genezen moest hij altijd de elfde dood toveren. Hij kon door zijn duivelskunsten gestolen goed terug doen komen. Mensen die ver weg waren kon hij in een spiegel laten zien. Hij had zo volgens zijn bekentenis 150 mensen om het leven gebracht. Ook zou hij zijn eigen vrouw vermoord hebben. Jan van Ool gaf weer 41 andere toveressen aan. Deze toveressen werden ook ondervraagd en bekenden dat zij vele kinderen dood, kreupel en lam hadden getoverd. Ze hadden – onder dwang van de duivel – mannen en vrouwen betoverd zodat ze zich zeer ellendig voelden. Net als de dochter van Trijntje spuugden ze vreemde voorwerpen uit, zoals haar en paddendril. Dit was hier juist een teken van hun betovering. Ook werden er duizenden stuks vee dood getoverd en het veld en de boomgaarden onvruchtbaar gemaakt door middel van betoveringen. Een van de meest prominente toveressen was Entjen Gillis, een vroedvrouw uit Heringen. Zij zou de prinses der toveressen zijn en de ergste van allemaal. Zij zou veertig zwangere vrouwen en 150 kinderen dood gemaakt hebben o.a. door de kraamvrouwen gifdrank te laten drinken. Door de tortuur en het vragen naar medeplichtigen kon er een sneeuwbaleffect optreden waardoor de heksenvervolging in Roermond van 1613-1614 de – met afstand – grootste ‘heksenpaniek’ van Nederland kon worden.
2. Het ‘staartje’ te Haelen en Horn
In Haelen worden in 1622 acht vrouwen voor kwade toverij terechtgesteld. In hetzelfde jaar worden er zestien vrouwen in het naburige Horn geëxecuteerd en nog drie in Roermond. In totaal dus 27 doden. Deze heksenvervolgingen zijn waarschijnlijk met elkaar gerelateerd. (3)
Haelen en Horn zijn dorpjes die direct naast Roermond liggen, maar een eigen rechtspraak hadden. Zij vielen destijds onder het graafschap Horn. Het begint met een proces op dertig september 1621 tegen de vrouw Meijen op de Camp. Zij staat er bekend om een ‘toveraerse’ te zijn. De luitenant-drossaard Adriaen Peuijn zet haar gevangen in het kasteel Horn en wil haar ondervragen met behulp van foltering. Na een ‘scherpe examinatie’ bekent ze dat ze twintig jaar geleden van de ‘boze vijand’ de [zwarte] kunst had geleerd op de Bonenberg. Dit is de plek die lokaal bekend staat als de ‘dansplaats’ van de heksen. Verder bekende ze nog drie beesten ziek te hebben gemaakt en dat ze had beloofd om de duivel te dienen. de dag daarop lag ze dood in de gevangenis. Volgens de bode – die het nieuws kwam brengen – had de duivel haar de hals gebroken.
De toverijprocessen van Haelen en Horn zijn rechtstreeks te koppelen aan de beruchte heksenpaniek in Roermond van 1613-1614. Bij Meijen is dat nog niet geheel zeker, maar bij de volgende processen werd gebruik gemaakt van uittreksels van de Roermondse verhoren. Degenen die toen genoemd werden en uit het graafschap Horn kwamen werden acht jaar na dato alsnog verhoord. Het betrof hier Mericken Rappen, Guntgen Boonen en Anneken Coecken, zij zouden alle drie ‘van de conste’ zijn oftewel bedreven in de zwarte toverkunst. In mei 1622 bekent Anneken na foltering dat zij de toverij heeft geleerd van een – in het zwart geklede – man genaamd Philips. Zij trouwt met deze duivel op de Boonenberg. Zij noemt een vijftiental namen van vrouwen die ook bij de bruiloft aanwezig waren. Ze had haar geloof verzaakt en vee dood getoverd. Als ze op reis ging met haar ‘boel’ – haar duivel als minnaar – naar de dans [de heksensabbat] deed ze een bezem in bed opdat haar man niet zou merken dat zij weg was. Enige dagen na haar bekentenis wordt ze gewurgd en tot as verbrand op de Galgenberg van Horn.
Tegelijk met Anneken was ook Merriken Rappen opgepakt. Ook Merriken bekent dat zij God en de heiligen heeft afgezworen en sinds die tijd heeft ‘geboeleerd’ met een duivel genaamd Stouthans. Ze had zowel dieren als mensen dood getoverd en zelfs het kind waarvan zij zwanger was aan de duivel gegeven. (Dit laatste klinkt alsof ze een miskraam heeft gehad.) Ook Meriken beschuldigt een aantal andere vrouwen van toverij. Omdat Meriken tot het eind aan ‘de boze’ blijft vasthouden wordt ze levend verbrand.
Door de denunciaties van Anneken en Merriken kunnen er nu vele nieuwe verdachten worden opgepakt. Het volgende slachtoffer is Heijl van Kessel. Zij wordt gemarteld aan de wipgalg en sterft door inwendige bloedingen. Ook haar lijk wordt op de executieplaats verbrand. De volgende die wordt opgepakt door de drossaard is de enige man in het gezelschap: Mertgen Coecken. Hij beweerde dat er in de nacht in zijn cel een engel bij hem was geweest. Als hij dat gezegd had om zijn vroomheid te bewijzen, dan mocht hem dat niet baten. Hij bekende na tortuur dat hij de ‘booze vijandin’ heeft aangehangen. Met deze vrouwelijke duivel had hij menigmaal ‘geboeleerd’ en was hij naar de ‘duivelse vergadering’ geweest. Ook had hij vee dood getoverd en iemand vermoord. In juni 1622 wordt hij gewurgd en verbrand.
Eind mei worden ook vier andere vrouwen op verdenking van toverij gearresteerd en ondervraagd. Het zijn Jut Menten, Trijn Leijendeckers, Ida Verrijt en Heijl de Muss. Zij bekennen alle vier dat zij God verzaakt hebben en de duivel aangehangen, dat ze vee en mensen dood hebben getoverd en dat ze naar de ‘vergadering’ of de ‘dans’ zijn gegaan. Het heeft er veel van dat ze een standaard aantal vragen moesten beantwoorden, die door middel van de tortuur tot een vergelijkbaar antwoord leidden. Toch zijn er altijd wel kleine verschillen in de bekentenissen.
Stijn de ‘halfwinnerse’ was genoemd door Merriken Rappen. De getuigenis van haar dienstmaagd Liesbeth Rameckers wordt haar echter fataal. Liesbeth zou haar kind om het leven hebben gebracht en vertelt dat Stijn het kindje wel wou hebben als het een jongetje zou zijn. In het getuigenverslag staat in de marge: ‘zij zou er graag zalf van maken’. Het is niet duidelijk of Liesbeth dit beweerd of de scribent. Na een scherp verhoor bekent Stijn dat ze ‘van de conste’ is. Zij wordt in augustus als tovenares verbrand. Ook Liesbeth wordt ter dood gebracht: niet als heks, maar als kindermoordenares. Zij wordt daarom niet verbrand, maar met het zwaard onthoofd.
Als laatste omgekomen heks komen we – toch nog – Guntgen Boonen tegen. Zij was als een van de eersten genoemd, maar was vervolgens gevlucht en werd pas later opgepakt. Zij bekende dat ze zich aan toverij schuldig had gemaakt, maar het kwam niet tot een terechtstelling. Zij stierf op zeventien november 1622 in de gevangenis. (3)
3. Heksen in het Peelland
In het najaar van 1595 begint er een heksenbrand in enkele dorpen van het Peelland (Noord-Brabant). Vijfentwintig vrouwen zijn daarbij om het leven gekomen. Eerst werden er in september vijf vrouwen uit Mierlo gearresteerd en beticht van toverij. Vervolgens eind september zeven vrouwen uit Lierop en daarna nog eens drie uit Mierlo. Ook in Asten worden zeven mensen van toverij beschuldigd, maar dezen worden allemaal weer vrijgelaten. Slechts één persoon uit Asten, Anna van Chelen, stierf – waarschijnlijk door de tortuur – in de gevangenis.
De eerste vrouw die gearresteerd werd heette Marie Baten. Zij verzocht zelf om de waterproef omdat ze zeker was van haar onschuld. Volgens haar beschuldigers was ze al jaren bezig met toverij en had ze het geleerd van haar moeder Baetken Symons. Ook de andere beschuldigde vrouwen moesten de waterproef ondergaan en kregen daarna in een aanklacht te horen waar ze van werden beschuldigd: Ze waren door andere verdachten genoemd als aanwezigen bij de ‘dans’ oftewel de heksenvergadering. Er volgde een examinatie door middel van foltering, die in de meeste gevallen uitliep op een bekentenis.
De verdachten bekenden dat ze de duivel hadden ontmoet. Zij hadden een verbond met hem gesloten waarbij ze seks met de duivel hadden en het christelijk geloof afzwoeren. De duivel krabde hun bij deze gelegenheid het chrisma van het voorhoofd. Hij beloofde ze geld en goed, maar kwam zijn belofte niet na. Verder gaf hij ze middeltjes om mee te toveren. ’s Nachts kwamen ze bij elkaar om te drinken, dansen, eten, naar muziek te luisteren en seks te hebben met hun ‘boel’ oftewel hun eigen duivel. Deze was ‘koud van nature’. De duivel werd bij name genoemd en zes maal was zijn naam Lucifer. Hij zag eruit als een mooie, jonge man in het zwart of rood gekleed met een hoed met witte of zwarte veren. Een aantal keren kwam hij in de vorm van een haas of een hazewind. Als de beschuldigde een man was kwam de duivel in de vorm van een vrouw. Deze ‘boelin’ had de naam Serpens. Een man bekende dat hij drie keer seks had met deze fraaie duivelin, maar ‘zij had een natuur alsof het twee ijzers waren geweest’. Verder was zij koud en had een ‘cael gemecht’.
Een aantal beschuldigden werd gevraagd om hun zieke slachtoffers te zegenen zodat ze hun betovering kwijt zouden raken.
Lys Cuypers bekende dat ze toverde, dit betekende dat ze kwaad deed aan mens, vee of vrucht. Zij sprak dan de woorden: ‘dat u de duivel dit in het lijf voere’. Zo toverde ze haren in het lichaam van een mens of dier. Zij en de toveres Griet Myns Heren waren ook in het bezit van een ‘smeerpot’. Hierin zat een smeersel gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenschenkels en vet. Andere toveressen kwamen bij hen om zich met het spul in te smeren aan de oksels, borsten en ‘andere’ lichaamsdelen. In deze bekentenis liepen zij vervolgens naar de plaats van de bijeenkomst. In andere bekentenissen in de processen uit de Peel werd wel gevlogen naar bijeenkomsten in verre oorden.
Lyncken Pastoirs (die als meid werkte bij de pastoor) bekende dat zij acht jaar geleden zich met lichaam en ziel overgegeven had aan de duivel. Zij had samen met de duivel en de pastoor van Mierlo in één bed geslapen. Later herroept zij deze confessie. Zij zou een kind door middel van een ‘liefkozing’ betoverd hebben en geprobeerd hebben de heer van Mierlo te betoveren door middel van peren. Zij had volgens de bekentenis meerdere dorpsgenoten dood getoverd. Ze gaf tijdens de tortuur ook een aantal andere heksen aan met wie ze ‘gedanst’ zou hebben. Dezen werden vervolgens opgepakt en gemarteld tot ze bekenden. (4)
4. Heksenbrand in Westerwolde
In het jaar 1587 werden acht vrouwen in Westerwolde (Groningen) aan de waterproef onderworpen. Wie dan bleef drijven was voorzeker een tovenares. Bij de daaropvolgende martelingen kregen ze o.a. duivelsdrek (asa foetida) toegediend. Op één na werden ze na marteling en confessie verbrand op de Geeselberg bij Vlagtwedde. Dit herhaalde zich twee jaar later in 1589 met negen vrouwen en drie mannen die ook allen de waterproef ondergingen en vervolgens werden gemarteld. De kans is groot dat de twee procesreeksen in verband met elkaar staan. Vòòr 1593 was Westerwolde nog in handen van Philips II en dus nog geen onderdeel van de Republiek.
Ook in 1597 werden er nog twee vrouwen in Westerwolde op de Geeselberg verbrand. Dit laatste proces heeft – voor zover wij weten – geen connectie met die van tien jaar daarvoor. (5)
5. Een poltergeist leidt tot elf terechtgestelden in Farmsum en Appingedam in 1547
In het aantekeningenboekje van Hiddo Jensema vinden we een getuigenis van een grote heksenbrand in de Groninger Ommelanden in 1547. De allereerste heksenvervolging betreft een echtpaar uit Appingedam. Zij werden gekweld door vreemde gebeurtenissen in hun huis. Er werd gesmeten met stenen en allerlei andere dingen en er werd lawaai gemaakt zonder dat de dader werd gezien. Dit werd gezien als het werk van de duivel! (Wij zouden zeggen: het is een poltergeist) De vrouw – die drie jaar eerder ook al was beschuldigd van toverij – werd gearresteerd en als ‘toevenarse’ verbrand. Mogelijk nam het gerecht aan dat de duivel zo’n opschudding veroorzaakte uit protest omdat de vrouw al drie jaar lang niet meer had getoverd.
Deze vrouw noemde ook andere tovenaars en waarschijnlijk naar aanleiding daarvan werden er vier ‘toevenarsen’ uit Appingedam en Farmsum gevangen genomen. Zij bekenden ‘wonderlijke dingen’ bedreven te hebben en werden verbrand. Een man genaamd Aepke Mellens zou hun hoofdheer zijn geweest. Hij werd door ‘de boese viant den hals toe gebrocken’ (waarschijnlijker is het dat de beul hem de nek brak) en daarna verbrand. Tussen Pasen en Pinksteren werden opnieuw te Farmsum en Appingedam drie ‘toevenarsen’ verbrand. Ook zij hadden wonderlijke – maar niet nader genoemde – dingen bekend, waar men zich – volgens de kroniekschrijver – wel voor zegenen mag. In diezelfde tijd werden er twee ‘toevenarsen’ te Godlinze verbrand. In Bierum werd uiteindelijk de ‘matroensche’ opgepakt. Zij was volgens de getuigenissen de leidster van de groep en degene die ze het toveren had geleerd. Ook zij werd verbrand. Dit maakt in totaal elf slachtoffers, tien vrouwen en één man. (6)
6. De tien heksen van Bredevoort
Op 19 september 1610 heeft een opmerkelijk proces plaatsgevonden in het Gelderse Bredevoort. Bredevoort hoorde in dat jaar nog net bij een Westfaals vorstenhuis en dus nog niet bij de Republiek. Dit gebeurde pas in 1612. Het aantal verdachten neemt in de loop van dit proces toe, nadat bij de ondervragingen steeds weer nieuwe namen worden genoemd. De eerste verdachte is Jenneken ter Honck uit Dinxperlo. Zij zou verschillende beesten hebben betoverd. Na een verhoor onder zware folteringen bekent zij schuld en belooft beterschap. Zij smeekt later om de dood door het zwaard in plaats van de brandstapel. De dag erop is Gertken op ‘t Goir aan de beurt. Zij wordt beschuldigd van toverij en contacten met de Duivel. Gertken bekend meteen, en vult aan: De duivel kwam in de vorm van een mens naar haar toe, maar verdween dan in het niets. Ze kreeg van hem drie stuivers voor elk betoverd beest. Ze had gedanst op Schroermans weide met andere heksen en tovenaars: Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’), Myth Timpers, en Jar Simon. Deze hadden getrommeld op een ketel terwijl ze op een wilgenstoof zaten.
Als gevolg van haar bekentenis moeten op 25 september 1610 twee mannen, Willem ten Oistendorp en kleermaker Berend Swenen uit Borculo zich bij het gerecht melden om de waterproef te ondergaan. Doordat zij beiden bleven drijven moesten vervolgens bij de scherprechter folteringen ondergaan. Zij bekenden hierna, maar zeiden dat zij er niets aan konden doen omdat de tovenarij nou eenmaal aangeboren is..
Vooral Willem Oistendorp werd beschuldigd van vreemde dingen: Coops Geert vertelde dat hij nog laat bij de moeder van Willem aan het rogge maaien was en toen hij uitrustte in de schuur hoorde hij feestgedruis komen uit het huis. Hij ging kijken en zag wonderlijke mensen met pluimen op het hoofd door het huis dansen en springen. Iemand zat voor in de stal en sloeg op de trom. Coops werd bang en vertrok en kwam terug met aantal anderen, maar toen was alles donker. Henrick ten Bijvanck vertelt dat Willem hem in de herberg een kan bier aanbood, maar toen hij een teug ervan dronk had hij een dikke pap in de mond gekregen, alsof het slakken waren! Hij dacht dat Willem hem had proberen te betoveren.
Ene Johan Boegen werd een maand later opgepakt. Ook hij doorstond de waterproef niet. Hierna worden er nog vijf verdachten opgepakt en vervolgd.
In de processen duikt de naam op van de priester Berndt uit Lichtenvoorde die lokaal bekend staat als een duivelsbanner. Deze Berndt schuwt het niet om buren in staat van beschuldiging te stellen. De classis van Zutphen had al geprobeerd hem te laten verbannen, maar Berndt bleef. In 1610 werden in Bredevoort uiteindelijk tien heksen tot de brandstapel veroordeeld. (7)
7. De snelle metselaar en andere heksen uit de Groninger Ommelanden
Volgens het al genoemde boekje van Hiddo Jensema worden er in 1547 tien dagen na Pinksteren in Midwolda twee ‘toevenarsen’ verbrand. Eerst werd hun de hals door de duivel gebroken. Kort daarna werden er nog twee ‘toevenarsen’ uit Midwolda en vier uit Pieterburen verbrand. Het volgende slachtoffer is bijzonder; het is de steenmetselaar Hanske uit Leens. Hij kon zo enorm snel metselen dat twee kalkmakers hem met moeite bij konden houden. Dit moest wel komen door onzichtbare hulp en dat kon alleen maar duivelskunst betekenen! Hij wordt op de Waddendijk verbrand. Als laatste van deze reeks wordt ene Bauwe Rummers als ‘toevenarse’ verbrand. Zij werd aangewezen als de ‘matroensche’ oftewel de leidster van de hier boven genoemde heksen. Zij had mensen en beesten dood getoverd en het koren uit het veld getoverd.
In 1547 werd ook nog Fenne Jacobs, een rijke vrouw met maar één oog uit Aduard, door een ‘onnoesel jonghe’ beschuldigd van melktoverij. De rechter ontdekte verschillende duivelstekens op het lijf van Fenne, maar moest haar toch vrijspreken omdat de knul zijn beschuldiging weer introk. Helaas voor Fenne werd ze al snel daarna opnieuw aangewezen als ‘matroensche’ door de vier gearresteerde tovenaressen uit Pieterburen. Hierop besloot ze te vluchten en ontliep ze zo een welhaast zekere executie. Dit geeft een totaal van tien aan elkaar gerelateerde heksenverbrandingen. Het is onzeker of er ook een verband is tussen de – hiervoor genoemde – heksenprocessen van Appingedam en Farmsum en die van Midwolda en Pieterburen. (8)
8. Weerwolven in Amersfoort en Hoogland 1591-1595
In 1591 wordt Reyer, de vrouw van Folkert Dirx tezamen met haar moeder Neele Ellerts verbrand. Vier jaar later is Folkert zelf aan de beurt. Hij zou de ossen voor de hooiwagen hebben betoverd en wordt gedwongen de beesten te zegenen. De beesten genezen en dat is verdacht: Folkert wordt samen met zijn vier zonen gegeseld tot zij een uitgebreide bekentenis doen. Zij bekennen te hebben gedanst als katten op de bleek onder aanvoering van de ‘bezemrijder’. Oftewel ze gingen naar een soort van heksensabbat onder leiding van de duivel. Ze geven ook enkele andere vermeende tovenaars aan waaronder Grietje Seghers en Maria Barten. Bijzonder opmerkelijk is ook de bekentenis van Folkert dat hij samen met zijn zoons zich kon veranderen in wolven en in die vorm achter het vee aangingen. De bronnen voor deze heksenbrand zijn zeer rijk. Ik heb daarom aan de Amersfoortse heksenprocessen een apart artikel gewijd. Zie hiervoor: http://www.abedeverteller.nl/dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk/
De slachtoffers van deze heksenvervolging zijn: 1 Reyer 1591 2 Neele Ellerts 1591 3 Willemtgen Stevensdr 1593 4 Grietje Seghers ‘de Roode kater’ 1595 5 Hendrikje Folkerts 6 Folkert Dirx 7 Maria Barten 8 Anthonis Bulck 9 Grietgen Willems. (10) Geertruy Damen werd in dezelfde periode (1593) vanwege toverij om het leven gebracht, maar zij heeft waarschijnlijk geen connectie met de andere beschuldigden, zij is niet door een ander aangegeven en heeft zelf ook niemand aangegeven. (9)
9. De vijf van Schiedam en de vier van Goedereede 1585
Op 25 mei 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekende diverse betoveringen en het pact met de duivel. Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.
De hoogbaljuw van Voorne was naar Schiedam gegaan omdat hij had gehoord dat de toveressen medeplichtigen hadden genoemd uit zijn ambtsgebied. Kort daarop werd Willemke Jansdr. uit Goedereede gevangen genomen. Zij was een doodarme en mismaakte vrouw die Willemke met de buil werd genoemd. Zij bekende – na een half jaar opgesloten te hebben gezeten – dat ze zeventien jaar geleden een ‘in het rood geklede man’ had ontmoet en beloofd had hem te dienen. Deze duivel had haar een merkteken in de nek gegeven en een smeersel waarmee ze zich in een kraai kon veranderen. Ook had ze seks met deze duivel gehad. Ze had drie mensen dood getoverd en een storm veroorzaakt, waardoor twee schepen waren gezonken. (Zij had met opgetrokken rokken op een brug staan springen en zo een grote storm veroorzaakt.) De duivel werd vervolgens bij haar uitgebannen. Hiertoe werd ze van top tot teen kaalgeschoren en gehuld in een nieuw kleed, dat met wijwater besprenkeld was. Verder moest ze een broodje eten waar stukjes van een gewijde kaars, van een priesterkleed en wat gewijd zout in zaten.
Op 29 juni werd als tweede verdachte Ninge Dimmen – op instigatie van een waarzegger – gevangen genomen. Zij zou contact hebben met de duivel en vele betoveringen hebben gepleegd. Zij bekende en noemde als medeplichtige haar zuster Leene Dimmen en een man genaamd Lenaert Jacobsz. Leene bekende het verbond met de duivel. Het was een zwarte man met een rode muts met de naam Jacob. Hij had haar een teken op het voorhoofd gegeven. Ze kreeg een poeder om zich in de vorm van een kat te kunnen veranderen. Vervolgens had ze o.a. haar dochter en schoondochter dood getoverd. Ninge en Willem werden verbrand, Leene had daarvoor al zelfmoord gepleegd en nog wat later deed Lenaert hetzelfde. Hiermee komt het dodental in Goedereede op vier. In 1592 werd de zaak weer opgerakeld. De zus van Ninge en Leene – Eeuwout Dimmens – werd opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. Omdat deze procesreeks begint met een beschuldiging van toverij door een van de heksen uit Schiedam, kan je spreken van twee gerelateerde heksenprocessen met in totaal 9 slachtoffers. (10)
10. Acht ter dood gebrachte tovenaars en tovenaressen uit Grathem en Loon in het jaar 1592
Meer dan dit gegeven is er over dit heksenproces helaas niet te vinden. (11)
Extra:
11 Vijf vrouwen uit Horn en Beegden in 1636-1637 terechtgesteld.
In 1636 stierf de luitenant-drossaard van het graafschap Horn Adriaan Puijn (Zie de heksenvervolging 2 van Haelen en Horn). Hij werd opgevolgd door Cornelis van de Randenraedt. Hij wou waarschijnlijk krachtdadig beginnen aan zijn nieuwe functie en vond een onafgemaakt dossier. Een aantal van de van toverij beschuldigde personen uit 1622 liepen nog vrij rond. Hij pakt te Beegden – de van tovenarij verdachte vrouw – Nuel Leppers op. Zij was in 1622 beschuldigd door Stijn de ‘halfwinnerse’. Zij bekent dat ze ter vergadering ging naar de Bijenberg samen met haar boel Thijs van Trier. Ze had beesten dood getoverd door ze betoverd zaad te geven, waaronder de muilezel van de drossaard. Verder had ze op de Ruymensberg ‘nevel’ gemaakt, waaruit rupsen tevoorschijn kwamen. Dit leidde tot een grote rupsenplaag dat jaar. Nuel werd gewurgd en verbrand.
Nuel had o.a. Trincken Stevens op de vergadering gezien. Trincken werd opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat, toen zij erg verdrietig was omdat zij haar kinderen had verloren, er een in het zwart geklede man naar haar toe kwam. Dit was een duivel genaamd Hensken Hansen. Deze troostte haar en haalde haar over om God te verzaken. Door zich in te smeren met een zalf kon zij samen met haar kat door de lucht rijden om naar de plaats te gaan waar zij dansten. Zij besprenkelde zich met wijwater zodat de duivel haar niet kon dwingen om kwaad te doen. Toch werd ze in december 1636 op de galgenberg gewurgd en verbrand. Ondertussen beval Cornelis van Randenraedt om Aelet Gubbels en haar dochter Grietje aan te houden. Alet vlucht, maar haar dochter wordt gevangen genomen. Zij blijkt echter zwanger en mag daarom niet gemarteld worden. In de tussentijd kon ook zij de vlucht nemen.
Een volgende beschuldigde die opgepakt wordt is Mercken Vincken. Zij vertelt dat de duivel voor het eerst bij haar kwam in de vorm van een zwarte hond. Wanneer de duivel Lucifer met haar boeleerde was zijn zaad koud. Met zalf gemaakt van nageboortes kon zij zelfs naar de heksenvergadering reizen van Keulen. Zij vloog dan als een vogel door de lucht. (Keulen is een in sagen veelgenoemde plek voor de heksensabbat.) Ooit was ze haar boel achterna gereisd naar de Daalakker en zag daar allerlei personen. Toen zij van verbazing ‘Jezus’ uitriep vlogen al deze wezens plots weg. Doordat zij zichzelf continu zegende kon ze veilig naar huis lopen. (Ook dit is een bekend topos uit volksverhalen) Ze had kinderen dood gemaakt door ze over het lichaam of in het oor te blazen. Ze bekent nog vele andere dieren en mensen te hebben dood getoverd. Zo wordt zij in februari 1637 verbrand. Als laatste wordt Lijsken Hermans aangehouden en ondervraagd. Eerst bekent zij omgang met de duivel en dansen op de (heksen)vergadering, maar later herroept zij deze bekentenis. Zij wordt vrijgesproken.
In totaal moeten er minstens vijf heksen zijn omgekomen. (12)
12. Toverij met een fret in de Groninger Ommelanden
Twee ‘toevenarsen’ uit Uithuizen bekenden dat ze veel kwaad hadden bedreven en beschuldigden vervolgens ook andere vrouwen van tovenarij. Op drie juni 1562 werden ze verbrand. Vijf dagen later werden er opnieuw twee vrouwen uit Uithuizen verbrand. Waarschijnlijk waren ze beschuldigd door de vorige vrouwen. Ze bekenden kwaad aan mens en beest te hebben bedreven. Opmerkelijk is de toverij die ze pleegden met een fret. Volgens de kroniek zou de duivel in de schijn van een fret boter en melk voor ze hebben gestolen. Als ze het dier nodig hadden riepen ze het met de naam Sijertien. Dit lijkt sterk op de ‘familiar’ het voornamelijk in Engeland veel voorkomende heksendier, die de duivel in vermomming was. In Nederland komt een dergelijk figuur niet of nauwelijks voor. Op acht juli wordt nog te Sauwerd een ‘tovenarse’ verbrand. Ze bekende dat ze veel boosheid had gepleegd en had geboeleerd met de duivel. Het is de vraag of deze vrouw door de heksen van Uithuizen is genoemd. (13)
Conclusie
Nederland heeft in vergelijking met de omliggende buurlanden Duitsland, Frankrijk, maar ook België relatief milde heksenvervolgingen gehad. Waar het in andere landen om tientallen of zelfs honderden slachtoffers per heksenpaniek ging, bleef het in Nederland – op de heksenbrand in Roermond na – relatief bescheiden. Zeker als je puur kijkt naar de processen die zich hebben afgespeeld in de Republiek, dan zijn de processen met meerdere heksen op de vingers van een hand te tellen. De redenen hiervoor worden uitgebreid beschreven in de in de noten genoemde boeken. Ze zitten besloten in het meestal terughoudend gebruik van foltering, de mogelijkheid bij vele rechtbanken om voet bij stuk te houden, dus de bewijslast bij de beschuldiger te leggen en een in Nederland toch vroeg beginnende scepsis (in ieder geval bij de rechtbanken) over het bestaan van een heksensekte en de reële mogelijkheid van toverij. Meestal bleef het in Nederland bij een beschuldiging van ‘maleficium’ oftewel kwade toverij, zonder de implicatie dat hierbij medeplichtigen in het spel moesten zijn. Juist het idee dat er een heksensekte was; duivelaanbidsters die heimelijk samen kwamen, maakte dat de beschuldigde vrouwen gedwongen werden om namen te noemen van andere heksen. In de tien hierboven genoemde processen spelen juist de ‘heksendans’ en het expliciete verbond met de duivel een grote rol. In de meeste Nederlandse heksenprocessen werd kwade magie wèl gezien als afkomstig van de duivel, maar dan in de vorm van een impliciet pact, in plaats van een letterlijk verbond waarbij de duivel zelf aanwezig was.
Abe van der Veen
Noten
1) Hiermee bedoel ik geëxecuteerde – meestal verbrande – heksen, heksen die door de marteling om het leven zijn gekomen of die zelfmoord hebben gepleegd in de gevangenis.
Voor deze lijst met alle tot dan toe bekende heksenprocessen heb ik vooral de bijlage achter in het boek ‘Nederland Betoverd’ gebruikt. Alleen de tien heksen van Bredevoort worden hierin niet vermeld. Mogelijk omdat dit destijds bij een Duits vorstendom hoorde.
Processen 1, 2, 3, 10 en 11 zijn heksenprocessen die wel bij het huidige Nederland horen, maar destijds onderdeel waren van de Zuidelijke Nederlanden. Zij hoorden dus niet bij de Republiek.
2) Van een aantal van de processen weten we niet hoe ze zijn afgelopen, 59 is een minimum.
Dresen-Coenders – Het verbond van heks en duivel p. 231 ev
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd 161 ev (artikel van Dresen-Coenders – ‘De grote heksenbrand van Roermond’)
Gerard van de Garde en Charlotte Ruijs-Janssen – Kroniek van het heksenjaar 1613-1614 http://www.historieroermond.nl/Heksen1613-1614/heksen1613-1614.htm Dit is een uitgebreid artikel dat zich puur baseert op de restanten van procesakten en ander archiefmateriaal. Zij beweren dat het pamflet uit 1627 wel uit de duim gezogen moet zijn omdat de genoemde personen niet in hun bronnen voorkomen. Ik ben het hier niet mee eens. Met de schaarste aan bronnen en de grote verschillen in schrijfwijze van namen is het niet vreemd dat er een aantal namen in de archieven onvindbaar zijn. De personen worden met naam, toenaam en persoonlijke details in het pamflet genoemd. Ik zie geen reden om zo gedetailleerd niet bestaande mensen en gebeurtenissen op te noemen.
In 1594 wordt er in Roermond een vragenlijst opgesteld die bestemd is om voorgelezen te worden aan vermeende heksen. De helft van de vragen heeft betrekking op de gebeurtenissen tijdens de ‘dans’, oftewel de feestelijke bijeenkomst van de duivel en zijn tovenaars en tovenaressen. Er wordt o.a. gevraagd Of ze de bok bij de grote dans heeft gezien, of ze hem heeft aanbeden en of ze zijn ‘cullen of hinderst’ (zijn ballen – mogelijk ook penis – moest kussen. Verder of ze meegedaan had met het na afloop verbranden van de bok om van zijn as tovermiddelen te bereiden. Zij wordt ook gevraagd of ze naar de ‘kattendans’ is geweest en of de tovenaars en heksen aldaar zich in de gedaante van katten, honden, hazen, wolven e.d. konden transformeren. Vervolgens of ook de ‘duivelsboelen’ als katten of katers verschenen en of deze boelen in de gedaante van een kater de katten hadden besprongen en ermee hadden gepaard.
Als de demonisering in deze bron achterwege wordt gelaten blijven de elementen over van een extatisch vruchtbaarheidsfeest. Het verbranden van de bok is een gebruik wat tot in de negentiende eeuw gedaan werd tijdens meifeesten en oogstfeesten door heel Europa. Ook dan werd de as verzameld, maar in tegenstelling tot de Roermondse vragenlijst werd de as gebruikt om de velden vruchtbaar te maken! Ook een zekere losbandigheid hoorde bij de agrarische rituele feesten en hadden de intentie om zo de vruchtbaarheid te stimuleren. (Dresen-Coenders 231)
3) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 65-84
‘Het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Dit artikel heb ik niet kunnen raadplegen.)
Nederland Betoverd: Lijst van toverijprocessen
http://www.rondomroermond.nl/tag/heksenvervolging-horn/
http://www.ghklandvanthorn.nl/index.php?title=Lezing:_%22Heksenprocessen_in_het_graafschap_Horn_en_het_Land_van_Thorn%22
Door het recent uitgekomen boek van Mart Graef weten we iets meer van de procesreeks in Haelen en Horn. Hij beschrijft het relaas van elf omgekomen heksen en één vrouw die terecht gesteld is als kindermoordenares. Helaas wordt het niet duidelijk of er nog meer terechtstellingen hebben plaats gevonden. Als de gegevens in ‘Nederland Betoverd’ kloppen dan zijn het er nog veel meer.
4) De gegevens moeten nog worden aangepast aan de bevindingen in het in 2015 uitgekomen boek van Johan Otten: Duivelskwartier. Ik heb de aantallen gestorven heksen al aangepast.
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland Betoverd 173-182
Dresen Coenders – Het verbond van heks en duivel 196-198
1595: Het jaar van de heks : toverijvervolgingen in Peelland / Sonja Deschrijver in: Noordbrabants historisch jaarboek, vol. 27 (2010), pag. 56-85 (Heb ik helaas niet kunnen raadplegen)
http://web.archive.org/web/20070927210344/http://www.meertens.nl/volksverhalenbank/extra.php?info=tekst&idnummer=BLECOURTNB0329&volksverhaal_type=&atu_type=
http://www.blikopdewereld.nl/rechtspraak/strafrecht-in-historie/1218-13-rechtshistorische-fragmenten-uit-de-oude-peel-16e-18e-eeuw
http://www.kerkenindepeel.nl/28/heksenverhalen-uit-mierlo
Hier een voorbeeld van het soort suggestieve vragen die tijdens een verhoor gesteld werden:
De confessie van Anneken Thys: Confessie gedaen in Scherpe examinatie met roeyen by Anneken Thys voer Hendrick Dircs ende Willem Nelis, Schepenen tot Mierlo, in absentie van Schepenen van Lyrop ende tot huer versueck op den xxiie septembris 1595.
In den yersten gevraecht off sy haer aen den viant oyt heeft overgegeven? Seecht, haer over gegeven te hebben, deur dien hy hair beloifde gelts ende goets genoch te geven.
Gevraecht hoe den viant haren boel genoemt was? Seecht dat hy genoemt was Croeshaen.
Gevraecht hoe hy gecleet ende in habyt was? Seecht int root, met enen Swarten hoet op syn hooft ende een witte veder daer op. Gevraecht off int over geven aen haren boel, hy haer het Chrisma heeft uut genoemen? Seecht Ja, ende haer doen verlochenen haer Christenheyt.
Gevraecht of sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hun geboeleert te hebben over den Seven jaren gheleden, Seggende van nature Cout te syn.
Gevraecht off sy noyt ten dans en is geweest ende tot wat plaetsche? Seecht ten dans geweest te syn int Au Goor tot Lyrop.
Gevraecht wie daer ten dans noch meer waren ende wanneer den dans daer worde ghehouden? Seecht dat den dans worde gehouden int aencomen van den oochst lestleden, ende dat dair oick in den dans waren, Nees Gommers, Fye Hanen, Merri Ruyters, Mari Minckel, Heyl Genen ende Margriet Mynsheren, alle woonachtich tot Lyrop. Gevraecht hoe sy ten dans quaem, gegaen off gevloghen? Seecht daer gecomen te zyn vlieghende, ende haer Smeerden uut den Smeerpot Staende tot Nees Gommers.
Gevraecht off op den dans int Au Goor nyemants meer en was than die vrouwe van Lyrop die sy hier vorens heeft genoemt? Seecht datter noch was een vrouwe van helmont, etc.
Gevraecht off sy niet en heeft betovert beesten off menschen? Seecht deur bedwanck van haren boel Croeshaer betovert te hebben hair eyghen beesten ende oick die koe van Anneken Balthis. Gevraecht wat menschen sy heeft betovert? Seecht betovert te hebben die dochter van Anneken Balthis, geleden omtrent een halleff jaer.
Gevraecht waer mede sy dat dede? Seecht dat sy dat dede met enen ghetas ende dronck biers daer sy poeyer in dede dwelck haren boel hair gegeven hat.
Gevraecht waer mede sy den dans hielden int Au Goor tot Lyrop daer se gedanst hebben, met Singhen off met Spelen? Seecht dat die viant Speelde op een veel en datter waren meer ander instrumenten van Speelen.
Gevraecht off sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hem geboeleert te hebben na den dans, begeerende bij dese bekentenis te leven ende te sterven.
5) Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 131 (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 61 (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
8e deel van “Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829”, het kerspel Wedde, deel 1, de marke Wedde, door: C.J. en R.M.A. Wegman, blz.43 t/m 68 (Heb ik niet kunnen raadplegen.)
https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-heksenverbrandingen-te-westerwolde
In 1597 volgt nog het geval van een meisje dat onverklaarbaar ziek wordt en na drie maanden sterft. De dokter staat machteloos. Zij is de dochter van de predikant van Blijham. Hij verdenkt de zeventig jaar oude Alke Engels ervan haar te hebben vergiftigd door middel van een betoverde appel. Alke wordt opgepakt door de drost Jacob Entens. Zij wordt als gifmengster en heks verbrand en haar zus Berthien Thijes – die verdacht wordt van medeplichtigheid – pleegt zelfmoord in de gevangenis. Tegelijk met haar wordt ook Johanna Lubberts verbrand. Johanna was – al dan niet toevallig – rondom dezelfde tijd opgepakt omdat zij twee kinderen ziek getoverd zou hebben. De ene had ze kort na de geboorte gekust en de andere over het haar gestreken. Beide gingen ze dood.
Alke bezegde ook nog Hemme Alrix. Zij zou de appel van haar gekregen hebben. Na marteling door uitrekking op de ladder bekende zij te hebben gedanst op het land van haar man, koeien te hebben vergiftigd en ontucht te hebben gepleegd met de duivel. Hij heette Peter, hij was in het zwart gekleed met een hoed met een witte pluim. Hij was bij de seks ‘van een koude natuur’.. Deze vrouw werd na betaling van 153 rijksdaalders contant en 600 in totaal door de drost vrijgelaten. Zij herriep na vrijlating direct al haar bekentenissen. Haar familie probeerde het geld terug te vorderen van de drost door een proces te beginnen bij de Staten Generaal. Deze wijzen de vordering echter af. Waarschijnlijk zijn er naast deze vier ‘toversen’ nog een aantal andere vrouwen door de drost zwaar gemarteld.
https://onstwedde.info/fileadmin/user_upload/Sprekend_Verleden/unes_wideo_westerwolde/no34.pdf
6) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
7) http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenprocessen_te_Bredevoort
Nederland Betoverd p. 236 en 239
Sagensafari – Bierhaus, Krosenbrink en Buist p. 15-18
H.A. Hauer: in Breevoort can ick vergeten niet De Graafschap, 1956 (Hierop is het wiki-artikel gebaseerd, ik heb dit boekje helaas niet zelf kunnen raadplegen)
8) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
9) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)
10) De Waardt – Toverij in Holland 113-114, 135-136
Nederland Betoverd 57-58
http://freepages.genealogy.rootsweb.ancestry.com/~luijkenaar/m/michiel/flakkeenet.html
11) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt (Maaslandse heksenprocessen – Ingrid Evers) p.87
J. Lyna – De rechtspleging inzake heksenprocessen in ’t graafschap Loon (Limburg 2 1920) (Ik heb het artikel van Lyna niet kunnen raadplegen)
12) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 85-101
Kwade mensen p.87
‘het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Niet door mij geraadpleegd)
13) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw 41
The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk first appeared on Abe de Verteller.
]]>In Nijkerk in het jaar 1550 kreeg een meisje genaamd Geertgen Goossens last van een mysterieuze ziekte. Ze krijgt epileptische aanvallen, tijdenlang zegt ze niets en vervolgens braakt ze vreemde dingen op. Vreemd genoeg krijgt ze deze aanvallen voornamelijk zodra de buurvrouw Neele Ellerts langs komt. Natuurlijk zijn haar ouders bezorgd en haar vader gaat voor haar naar een piskijker te Amersfoort. Het drankje dat hij meekrijgt helpt tijdelijk, maar zodra Neele, Geertgen weer aankijkt is het mis. Dan gaat de vader samen met zijn dochter naar een pastoor uit Utrecht. Deze doet haar een stola om en besprenkelt haar met wijwater. Ook dit lijkt te helpen, maar thuisgekomen ziet ze Neele weer en de ellende begint van voren af aan. Geertgen braakt naalden, spijkers, stukjes stof en haarballen op. Op dat moment arriveert de toverdokter Jochem Bos in Nijkerk. Jochem was een geboren Nijkerker en had een aantal jaar Latijn gestudeerd in Zwolle, maar – als een echte vagant – stopte hij halverwege met zijn studie. Hij zwierf in Friesland rond, waar hij getuige was van de praktijken van een andere toverdokter of duivelbanner. Bij verdenking van toverij staarde deze man net zo lang in een emmer met water tot hij het gezicht van een heks zag. Hij stak met een mes naar haar beeltenis en de volgende dag bleek er inderdaad een naburige vrouw gewond te zijn aan een oog. Dit kan ik ook!, zal Jochem gedacht hebben. Hij kocht ergens een boekje met Latijnse spreuken en reisde vervolgens terug naar Nijkerk.
In zijn geboortedorp komt Jochem al snel aan de praat met de familie Goossens en hij werpt zich op om er met zijn divinatietechnieken achter te komen of Geertje betoverd is en zo ja door wie. Hij bezocht de familie en vroeg hen naar mogelijke verdachten. De naam van elke verdachte persoon schreef hij op een kruisje, gemaakt van de was van een gewijde paaskaars, en gooide die – onder het gemompel van Latijnse spreuken uit zijn toverboek – in een emmer met helder water. Uiteindelijk zag hij het gezicht van Neele verschijnen in het water. Zij moest de heks wel zijn! Op dat moment gebeurde er iets vreemds. Volgens de omstanders verloor Jochem zijn evenwicht en kreeg hij de emmer water over zich heen. Maar Jochem zelf vertelde dat op dat moment de deur open sloeg en Neele voor hem stond. Zij gaf Jochem zo’n duw dat hij de emmer met water over zich heen kreeg. Toch had niemand anders haar gezien. Later in de kroeg besprak hij het gebeuren met zijn vrienden en op de terugweg werd hij weer door de geestverschijning van Neele geduwd. Jochem belandde in de sloot en kreeg zo voor de tweede maal die avond een nat pak! Zijn maten dachten echter dat hij een glaasje te veel had gedronken.
Nu Neele Ellerts door Jochem werd beschuldigd van kwade toverij, was dat een reden voor meer mensen om naar Jochem de toverdokter toe te komen. Hij liet zich goed betalen en beurde voor elk consult twee en een halve daalder. Ook de buren van de familie Heynrix meenden dat ze waren betoverd en weer andere buren meenden dat hun vee ziek was gemaakt. Zo’n vijftien buren meenden ziek te zijn getoverd. Net als Geertgen hadden ze last van flauwvallen en braakten vreemde artikelen op, maar ook waren er enkele die met een vreemde stem spraken, woest gingen springen of dierengeluiden maakten. Elke keer bevestigde Jochem dat de ziekte kwam van kwade toverij, maar hij deed ook concrete beschuldigingen! Zo beschuldigde Jochem in totaal vijf vrouwen van hekserij. Ten eerst Neele (23) en haar moeder Wies en vervolgens nog drie andere vrouwen. Hier tussen zat ene Aelke Vossen. Zij had in Wijk bij Duurstede gewoond en in Amersfoort, maar telkens werd zij verdacht van kwade toverij en moest ze vluchten om te voorkomen dat ze gelyncht of verbrand werd. Ook nu hing dat lot haar boven het hoofd en dus vluchtte zij opnieuw.
De familie van Neele liet het er echter niet bij zitten. Vooral haar man Hendrik Spaen en haar vader Ellert van Neele Ellerts waren woedend. Zij achtervolgden Jochem om hem in elkaar te slaan en dreigden hem zelfs neer te schieten. Om te voorkomen dat de boel volledig uit de hand zou lopen pakte de schout van Nijkerk de hele bende op. Zowel Jochem als de vermeende heksen werden in een kar gezet en naar het gerecht te Arnhem gebracht. Ook reisde er een hele groep Nijkerkers af naar Arnhem om de rechters te vragen of ze de heksen wilden dwingen om hen te zegenen. Op die manier hoopten ze van hun kwalen en vermeende betovering af te komen. In het proces hielden beide partijen ‘voet bij stuk’. Dit betekende dat Jochem en de familie van Geertgen hun beschuldigingen hard moesten maken. De bewijslast rustte bij hun. Konden zij dat niet dan kregen zij de straf die anders voor de heksen was geweest! Dit verminderde het animo om de beschuldigingen vol te houden aanzienlijk. In het begin bleef Jochem zijn bravoure nog volhouden. Hij pochte zelfs dat hij de heksen voor het gerecht kon laten zien zonder dat zij het gevang hadden verlaten! De rechters meenden dat dit slechts illusie zou zijn en verboden hem zo’n truc uit te voeren. Ook Geertgen bleef eerst haar vreemde strapatsen volhouden en spuugde weer vreemde voorwerpen uit zodra ze in de rechtbank met Neele werd geconfronteerd. Toch hielden ze de beschuldigingen niet vol. Jochem moest onder tortuur bekennen dat zijn betichtingen slechts valse lasterpraatjes waren. Hij kwam er nog genadig af. Hij werd uit Nijkerk verbannen en zal sindsdien een zwervend bestaan hebben geleid. Neele en ook de drie andere verdachte vrouwen werden vrijgesproken. Toch bleef ze de slechte naam behouden van vrouw die omgang heeft met het kwade. Mogelijk verhuisde ze om die reden met haar schoonfamilie mee naar het Hoogland net boven Amersfoort. Eind goed al goed? Nee, want eenmaal verdacht van toverij kom je er nooit meer van af! Na 41 jaar volgde er nog een venijnige staart aan dit verhaal.
De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1591
In de kroniek van Sint Aegten wordt vermeld: ‘In den jare 1591 worden alhier gevangen drye tovenaersters in de somer, een oude vrouwe met haer dochter ende een dochters dochter, oudt 15 jaren, d’welcke veel affgrijselicheyd van den viand verhaelden. De moeder en dochter worden op den berch gebracht om gebrand te worden, ende dwijle den scherprechter de dochter worchde, brack d’boose viand de moeder den hals. Het kijndt worde t’Utrecht gebracht ende ijewerts bestelt.’
In 1591 werd de 15 jarige kleindochter van Neele Ellerts, genaamd Maria Volckens verdacht van toverij, zij zou mensen en vee ziek getoverd hebben. Zij kwam – waarschijnlijk om haar naam te zuiveren – zelf naar de schepenrechtbank in Amersfoort om haar verhaal te doen. Daar vertelde zij hoe ze door Wouter de bleker gedwongen was om zijn zieke koe te zegenen. Ze moest zeggen: ‘God zegene uw koe, uw goed en uw bloed en al dat u op de wereld hebt.’ Helaas voor haar kwamen er meerdere personen haar beschuldigen. Ze zou de boter hebben betoverd en een meisje ziek hebben gemaakt doordat het kind haar lijfje had gedragen. Na die slechte getuigenissen werd Maria zelf verhoord en bekende een heleboel!: Ze had, toen ze tien was, geleerd hoe ze moest zegenen van haar moeder Reyer. Ook Reyer stond bij de buren in een kwade reuk als mogelijke toveres. Haar grootmoeder Neele zou haar gevraagd hebben om van God af te gaan en om de duivel aan te hangen. Ze zei: ‘Doet dat vrij en gij sult sterck worden’. Dit deed ze en sindsdien was ze getrouwd met de duivel. Ongeveer drie keer per week kwam hij langs om te ‘boeleren’ met haar. Onder zijn kleren was hij zwart en koud. Als teken van die verbinding kreeg ze een ‘trou’. Dit was een zwart stukje krijt dat haar trouw aan de duivel symboliseerde en waarmee ze kon toveren èn zegenen! Maria vertelde hoe ze door het stukje krijt op een dier of mens te leggen hen ziek kon maken, om ze weer te onttoveren of te zegenen hoefde ze slechts hetzelfde te doen. Zo bekende ze in totaal vier mensen en drie koeien ziek getoverd te hebben. Deze zonder marteling (maar waarschijnlijk wel met intimidatie) afgedwongen bekentenis, was voor de rechters het bewijs dat zij waarlijk een heks was!
Ook Neele werd na deze beschuldigingen ondervraagd, maar zij ontkende alles. Of Reyer ondervraagt is, is niet bekend. Maar de tante van Maria, genaamd Geertgen, wel! Zij vroegen onder andere of zij samen met Reyer en Neele had gedanst in de vorm van een zwarte kat. Ook Geertgen ontkende alles. Het is niet bekend hoe haar zaak afliep. Maria zelf kreeg – vanwege haar jeugdige leeftijd – genade en werd slechts verbannen uit Amersfoort. Haar moeder Reyer werd door de scherprechter gewurgd en haar grootmoeder Neele werd – volgens de processtukken – door de vijand zelf de nek gebroken. Zo’n uitdrukking betekent waarschijnlijk dat de vrouw door alle ellende en uitputting was bezweken of zelfmoord had gepleegd. Daarna werden de twee vrouwen van in de dertig en in de zestig naar de Galgenberg gebracht en op de brandstapel geworpen. Zo eindigde het leven van Neele Ellerts – 41 jaar nadat zij in Nijkerk ternauwernood aan een terechtstelling was ontkomen -uiteindelijk toch met een verbranding als heks.
De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1595
De ellende was voor de familie van Neele echter nog niet over. In 1595 komt het opnieuw tot een uitbarsting: Toen Folkert Dirks (62) – de man van Reyer – mee had geholpen om een lading hooi binnen te halen werd een van de paarden ziek. Folkert werd ervan verdacht het beest ziek te hebben getoverd. Na veel gesoebat, werd hij gedwongen om het beest te zegenen en als gevolg daarvan zou het paard weer beter zijn geworden. Ook nu kwam het gerecht achter dit incident. Folkert en zijn kinderen werden opgepakt. Folkert en zijn oudste zoon Hessel (14) ontkenden dat ze kunnen toveren, maar Elbert (13) sloeg door. Hij bekende vele toverkunsten: Hij vertelde dat hij van zijn broer had geleerd hoe hij kon melken uit een bies of uit het heft van een mes tot hij een tobbe vol melk had. Dit kon hij doen met behulp van de ‘besemrijder’. Dit is waarschijnlijk een naam voor de duivel. Elbert vertelde vervolgens dat hij ongeveer twee jaar daarvoor samen met een hele groep – waaronder zijn vader en broer – had gedanst op de bleek bij Amersfoort, allen in de gedaante van katten. (1) Om katten te worden had deze ‘besemrijder’ hen ontkleed en zijn voorhoofd ingesmeerd met oude reuzel. Waarschijnlijk gaat dit om de beruchte heksenzalf. Ook had de duivel Elbert, zijn vader en zijn broer veranderd in ‘roode wolfkens, en sijnen vader in een swarte wolf’, met behulp van een haren riem. De duivel was met de wolven weg gevlogen door de schoorsteen en had ze naar een weiland gebracht, waar ze twee ossen hadden doodgebeten en het bloed van de dieren hadden gedronken. Elbert bekende verder nog dat hij door middel van wat hooi een os had betoverd. Hij zij daarbij: ‘eet de duyvel in ‘t hert’. Het beest ging vervolgens dood.
Elbert beschuldigde ook een andere familie: Willemtgen Stevensdochter en haar twee dochters Besseltje en Grietje. Grietje werd ook wel ‘de Rode Kater’ werd genoemd. Zij stond er al bekend om dat ze zich kon veranderen in een rode kater, vandaar de bijnaam. Bij de heksenvergaderingen op de Bleek was zij volgens Elbert de voorzanger terwijl de duivel in het midden stond. Hessel vertelde later van haar dat ze de duivel bij zich droeg in de gedaante van een rat. Grietje pleegde al vroeg in het proces zelfmoord in haar cel. Haar moeder Willemtgen was al voor hekserij ter dood veroordeeld in 1593. Zij was toen in Utrecht in de Oudegracht gegooid om de waterproef te doen en zij bleef drijven als een gans. Toen ze ook nog bekende dat zij in dienst van de duivel een kalf ziek had gemaakt met gras dat ze van de duivel had gekregen was de zaak wel rond.
De bekentenissen van Hessel en Folkert
Vervolgens werd vader Folkert opnieuw gemarteld en opgehangen aan de paleye, (Deze marteling werd ook bij enkele andere beschuldigden, Anthonis en Maria toegepast) toch sloeg hij niet door. Zijn zoon Hessel hield de ondervraging echter niet lang vol. Hij vertelde van een keer dat de duivel hem onder zijn arm had gevat en met hem de schoorsteen uit was gevlogen. Ze vlogen naar de Eem waar Willemtgen Stevensdr en haar dochter de ‘Rode kater’ woonden. Daar dansten ze tezamen in hun kamer. Vervolgens had hij samen met de ‘rode kater’ als wolven het vee nagezeten en doodgebeten. De duivel bracht hen weer naar huis alwaar hij door een gat in de stal naar binnen kwam en was gaan slapen. Hij bekende verder dat zijn peetmoeder hem had bevolen zich aan de duivel over te geven. Deze verscheen als een zwarte, naakte man met wolfspoten. Hij kreeg van hem een stukje zwart leer. Van zijn peetmoeder kreeg hij spelden en een zwart lapje. Met behulp van deze attributen kon Hessel toveren. Vooral door wat schaafsel van het lapje of wat fijngehakte spelden in iemands melk te doen kon hij ze ziek toveren. Hij bekende ook dat hij tot drie maal toe een mes in een appelboom had gestoken en uit het heft melk gemolken had. Een veulen en twee schapen vonden door deze toverij de dood.
Zijn vader Folkert werd daarop in de Oudegracht van Utrecht geworpen. Hij bleek soms te drijven en soms te zinken. Die zelfde dag bekende Folkert ook en vertelde dat hij na de executie van zijn vrouw (en daarna ook nog een paard) zo verdrietig was geworden, dat de duivel op hem afkwam en hem vroeg om hem te dienen. Deze duivel was een mooi geklede man met een pluim op zijn hoed en een vederstaf in zijn hand. In ruil voor deze overeenkomst zou hij nooit meer gebrek hebben. Hij kreeg van de duivel een zwart wambuis (onderkleed). Als hij dit aantrok kon hij zich veranderen in een wolf of kat en werd hij verplicht om kwaad te doen. Hij had dit nog vorige zomer gedaan met sint Jan rond twaalf uur ‘s-nachts. Hij had toen samen met zijn kinderen als wolf rondgetrokken en het vee gebeten in het veld. Later had hij ‘poot aan poot’ gedanst als kat op de bleek. Hiervoor had de duivel hem zijn broek uitgetrokken en met een olieachtige substantie ingesmeerd. Buren getuigden dat ze inderdaad wolven in de buurt van Folkert huis hadden zien lopen. Wolven vormden ook werkelijk een plaag in die tijd rondom Amersfoort.
Als laatste van de familie werd Hendrikje de zeventienjarige dochter van Folkert Dirksz aan de tand gevoeld. Zij vertelde hoe ze als elfjarige zich al aan de duivel had overgegeven. Hij kwam tot haar als mooie man in het fluweel gekleed, maar met klauwen in plaats van handen. Hij beloofde haar: ‘wilt gy my dienen gy sult soo rijk werden, als ‘t water diep is’. Zij antwoordde: ‘kont gy dat doen, so wil ik u lief hebben als onsen lieven Heer.’ Sinds vier jaren had zij hem als boel en bedreef seks met hem. Zij had een riempje van groen papier gekregen waarmee ze kwaad kon doen en ook een haren riempje dat haar in een wolf kon veranderen. Ook zij was als wolf het veld ingegaan en ze had als kat op de bleek gedanst, poot aan poot met haar broers en een andere heksenfamilie. Dit waren Willemtgen en haar dochters Grietje en Besseltje en nog een aantal anderen. Zij kon mensen en vee ziek toveren en ze kon een hagelbui oproepen met behulp van een bundeltje gras en door te roepen ‘laat het hagelen dat het barst, kon ik er de grote man mee doodhagelen ik zou het niet laten’. Zij beschuldigde ook Anthonis Bulck en zijn vader Cornelis. Dit waren de zoon en de man van de in 1593 geëxecuteerde heks Willemtgen Stevensdr.!
Deze Anthonis (28) bekende na marteling dat hij zich op aanraden van zijn vader in dienst van de duivel had gesteld. Ook hij had als wolf op dieren gejaagd in het veld en als kat op de bleek gedanst. Hij had ook boter uit de sloot gekarnd. In het dagboek van de jurist Arend Buchell vinden we nog enkele saillante details: hij vermeldt dat de vader van Anthonis, Cornelis Bulck bij verstek veroordeeld was: ‘Hij is voortvluchtig en er is een prijs op zijn hoofd gezet. Maar men krijgt hem maar niet te pakken, al wordt er gezegd dat hij dikwijls wordt gezien, weg vluchtend in de gedaante van een wolf, een ooievaar of een andere vogel.’ Ook een vrouw genaamd Maria Barten werd door de kinderen van Folkert beschuldigd en bekende onder tortuur dat ze met de duivel was meegegaan. Ze had als kat gedanst en ze was de toverkunst machtig.
Ook de jongste zoons Gijsbert (11) en Dirk (8) werden nog verhoord en bekenden grif. Dirk verteld nog dat hij puur met een elzenblad en wat hulp van ‘de kwade’ onweer en nevel kon maken.
Misdaad en straf
Na al deze bekentenissen werden Hendrikje en Folkert, Maria en Anthonis schuldig verklaard. Zij werden als heksen en weerwolf verbrand in 1595 op het Paardenveld in de stad Utrecht. De zoons van Folkert waren nog te jong voor deze straf. Zij werden gegeseld en moesten toezien hoe hun vader en zuster werden verbrand. Vervolgens werden ze bij andere gezinnen ondergebracht voor een heropvoeding. Later dat jaar werden nog Grietgen Willems en haar vijftienjarige dochter Adriana verhoord na een straatruzie waarin zij van toverij werden beschuldigd. Adriana bekende grif dat zij en haar moeder zich overgegeven hadden aan de duivel. De duivel boeleerde elke maandag met Adriana en elke donderdag met haar moeder. Op die dag mocht haar man niet bij haar komen. Zij hadden kinderen ziek getoverd met behulp van betoverde appels. Zij bekenden ook dat ze als katten op straat hadden gedanst en dat bijna alle beschuldigden uit de voorgaande heksenprocessen mee hadden gedanst. Grietgen werd door deze bekentenissen schuldig bevonden en verbrand. De jeugdige Adriana werd gegeseld en gevangen gezet. Zo werden in de – met elkaar gerelateerde – Amersfoortse heksenprocessen van 1591-1595, circa 28 vrouwen èn mannen van hekserij beschuldigd. Van deze groep vonden in totaal 10 mensen de dood, hetzij door zelfmoord, hetzij door wurging en verbranding.
Een interpretatie van het gebeurde
Veelal worden bekentenissen van hekserij afgedaan als volledig onwaar en onbruikbaar vanwege de toepassing van tortuur. Het is duidelijk dat je bij marteling alles zal willen toegeven waarvan je beschuldigd wordt. Het is dus zeker geen geldige schuldbekentenis. Zo’n bekentenis geeft wel voor een belangrijk deel weer wat rechters en examinatoren over hekserij en toverij geloofden. Daarnaast kunnen we – als de rechters open vragen stelden – ook een glimp opvangen van het hekserijgeloof van de vervolgden! Zij zullen datgene verteld hebben waarvan ze hoopten dat het de rechters tevreden zou stellen, zodat ze geen pijn meer hoefden te voelen. De vervolgden hadden natuurlijk geen demonologische boeken gelezen of andere geleerde jurisprudentie en vertelden daarom juist wat hun beeld was van hekserij! Daarnaast zal een deel van de bekentenis voortkomen uit de beschuldigingen die gedaan zijn door buren en andere dorpelingen. Dit maakt de verslagen van heksenprocessen een interessante bron voor het toen levende volksgeloof.
Alle betrokkenen zullen er in geloofd hebben dat deze magische handelingen werkelijk plaatsvonden. De vervolgden alleen wisten dat zij iets vertelden wat aansloot bij het toen levende heksengeloof, dat ze vervolgens toepasten op hun eigen situatie. Wie er werkelijk deze toverij bedreef zal wel altijd gehuld blijven in de nevelen van de tijd. Het feit echter dat mensen geloofden in de werkzaamheid van magie en toverij, geeft aan dat er ook mensen zullen zijn geweest die dit praktiseerden. De kans is groot dat deze ‘toeversen‘ (het woord heks werd in de zestiende eeuw nog niet gebruikt in Nederland) hun magie niet als duivels beschouwden, maar als een praktisch middel om tot eigen voordeel aan te wenden. We zullen meer inzicht in de vreemde details van het Amersfoortse en Nijkerkse heksenproces krijgen als we het proberen te benaderen vanuit een ‘magisch’ wereldbeeld.
De belangrijkste aanname die we daarbij moeten maken om toverij begrijpelijk te maken is dat de heksen in ‘trance’ gingen en uit hun lichaam konden treden. Dit verklaart het fysiek onmogelijke verhaal van het weg vliegen door de schoorsteen met de duivel / ‘besemrijder’. Net als in vele klassieke gevallen moeten Folkert en zijn zonen zich ontkleden en insmeren met reuzel of olie. De naam bezemrijder duidt op de belangrijkste functie van deze duivel: Hij hielp het gezin Dircks met hun ‘trance’. Hij berijdt de bezem en brengt ze zo in een oogwenk naar de gewenste bestemming. Hessel wordt zelfs door de duivel onder de arm genomen en zo naar de dansweide gebracht. Terug bij zijn huis kruipt Hessel door een gat in de stal weer naar binnen om te gaan slapen. Fysiek kon Hessel niet door de schoorsteen of door het gat in de stal, dit gebeurde dus in de geest. Mogelijkerwijs zelfs met behulp van de beruchte heksenzalf als de olie of het vet vermengd was met hallucinogene planten.
De waterproef
In dit verband moeten we ook de waterproef bespreken. Deze proef werd toegepast bij Willemtgen Stevensdr en Folkert Dircksz. Zij werden gedompeld in de gracht. Als zij zonken was dat een bewijs van hun onschuld, als zij dreven konden ze worden geïdentificeerd als ‘toeverse’. Tegenwoordig wordt deze procedure vooral aangehaald als bewijs van de achterlijkheid van de mensen uit die tijd. Telkens wordt in de populaire lectuur het fabeltje herhaald dat als een onschuldige zonk, zij moedwillig werd verdronken. Dit is zeker niet het geval; een persoon die onder water bleef werd natuurlijk ook weer omhoog gehesen! De reden voor dit vreemde ritueel is gelegen in de kunst van een ware heks om uit haar lichaam te treden. De heks is pas werkelijk een heks als zij in de geest is. Als geestwezen is zij natuurlijk gewichtloos! Hetzelfde principe geld voor de ‘weegproef’. (Het wegen van een vermeende heks op een waag zoals die in Oudewater.) De veronderstelde gewichtsloosheid van de heks is ook hier terug te voeren op haar ‘geest’ zijn. Hierin zijn er twee mogelijkheden of zij is tijdens een ‘trancereis’ betrapt en dit alter ego van de heks is meegevoerd, of de fysieke heks identificeert zich zo met haar geestlichaam dat dit haar licht heeft gemaakt. Dit laatste zou wel vreemd zijn, want hetzelfde wordt ook wel van ultiem onthechte heiligen beweerd..
Het ritueel met de emmer water of de kookpot
Dit uit het lichaam treden zien we ook terug in het ritueel met de emmer water dat de toverdokter Jochem Bos doet om de heks te identificeren. Hij dwingt met dit ritueel de heks om te verschijnen. De heks komt echter niet in het vlees, maar in haar geestlichaam. Daarom kunnen de omstanders haar niet zien maar de paranormaal begaafde toverdokter ziet haar wel. Ook bij het proces in Arnhem pocht Jochem dat hij de heksen voor de rechters kan laten verschijnen terwijl ze toch in het gevang blijven. Ze verschijnen dus in de geest in plaats van het vlees. Zelfs als geest is een heks niet onkwetsbaar, zoals we horen uit de anekdote van de duivelbanner uit Friesland waar Jochem bij in de leer was. Hij kon door te steken naar haar reflectie in de emmer water, haar werkelijke lichaam verwonden! Tijdens het verhoor van Grietgen – dat in 1595 plaatsvond – bekende zij dat ze mensen die zich betoverd waanden, had verteld hoe men toverij kon ontdekken. Men moest een nieuwe pot nemen, ‘daer inne doende ’t water van de betoverde persoon, scraepsel van nagelen, hayr van ’t hooft, drie hartgens van voegeltjens, seecker naelden ende spelden ende al samen coopt [kookt] dat men bij sich selven seggen sal, dit coop [kook] ick in duvels naem’. Het is bijzonder dat het hier de heks betreft die een bekentenis doet van dit ritueel om een heks te identificeren! Het ritueel lijkt voor de gelegenheid gedemoniseerd, door haar te doen zeggen dat het gebeurt in naam van de duivel.
Dergelijke verhalen vinden we ook terug in de sagen. In een negentiende-eeuwse sage uit Naarden wordt verteld van een duivelbanner die woont op de Kamp in Amersfoort, die adviseert om het huis volledig dicht te maken om vervolgens een ketel met water te koken en daar ‘spaanders’ in te gooien. De heks zal aan de deur verschijnen, en vragen om binnengelaten te worden, gebeurd dat niet dan wordt ze zo gepijnigd dat ze eraan zal sterven.
Ook uit de connectie tussen zegenen en betoveren blijkt dat er een hele dunne lijn loopt tussen de magische praktijken van de duivelbanner, wichelaar en waarzegger – oftewel de magisch specialisten uit die tijd – en de kwade toverij bedrijvende ‘toeversen’ of heksen. Met een zegening wordt je terug in je centrum gebracht. Degene die zegent maakt het ‘signum’; een kruisteken, dat bedoeld is om de vier windrichtingen met elkaar te verbinden in het centrum. Met een betovering wordt het slachtoffer juist uit zijn centrum en dus uit zijn evenwicht gebracht. Als je balans zoek is dan wordt je ziek, de elementen waaruit je bestaat zijn niet meer in harmonie, je verliest energie, je aandacht is verslapt en dat maakt je vatbaar voor kwade krachten, ziekten en demonen.. Ook als kwetsbare productieprocessen, zoals het karnen van de boter, het brouwen van bier of het maken van verf mislukten werd dit vaak aan toverij geweten. De toveres moest wel – letterlijk of in de geest – tijdens het proces in de buurt zijn geweest om het te doen mislukken. Dit is eigenlijk een andere manier om te zeggen dat iemand je concentratie verstoord omdat ze je angst aanjaagt of schuldig doet voelen. De vraag is in hoeverre de vermeende toveres hier bewust mee bezig was.
Duivelse verleiding
In dit energieverlies zit ook de aantrekkingskracht voor berooide mensen om zich te wagen aan zwarte magie. De duivel verleidt ze telkenmale met hetzelfde aanbod: Ik zal je rijk maken! Folkert wordt beloofd dat hij nooit meer gebrek zal hebben en Hendrikje krijgt zelfs te horen dat zij zo rijk zal worden als het water diep is! In een van de wonderen uit de Amersfoortse mirakelkroniek is een man des duivels en wil een heg overspringen. Op dat moment reikt de duivel hem de hand en zegt: ‘troost je kameraad, ik heb genoeg geld voor je‘. Dit is genoeg om de man bezeten te laten worden van de duivel. Toch geeft de duivel vervolgens nauwelijks materiële goederen. Een reden voor rechters en geestelijken om aan te tonen hoe leugenachtig de duivel is. Hij geeft echter iets anders: de toverkunst, de kunst om actief te handelen in het energetisch continuüm. De kunst om in de geest te reizen om dan elders mens of vee uit hun evenwicht te halen om zo gaten in hun energetische systeem te maken en zo hun energie van hen af te nemen. Dit is verboden en zwarte magie en moet natuurlijk zoveel mogelijk in het geheim gebeuren, anders zal het slachtoffer tegenmaatregelen kunnen nemen. Dit stelen en vergaren van energie is wel een andere vorm van rijkdom.
Mogelijk is de toverziekte van Geertgen uit Nijkerk met het braken van spelden en spreken met een vreemde stem hier aan te danken. Deze symptomen zijn te zien als een teken van demonische possessie. De heks kon met behulp van de duivel in het energetische systeem van haar slachtoffer inbreken en haar zo ziek maken. De duivel kan ook zelf iemands geest in bezit nemen. In de zestiende eeuw was in Nederland bezetenheid van de duivel een veel voorkomend fenomeen. Bij Geertgen gebeurt de bezetenheid op instigatie van de heks Neele, zij stuurt haar duivel op haar af en maakt haar zo ziek. Later beweren ook meerdere buren dat zij last hebben van deze ziekte. Dit fenomeen kom je in Nederland bijna nooit tegen. In het buitenland heeft massale bezetenheid op instigatie van heksen tot een aantal van de meest spectaculaire heksenprocessen geleid. De bezetenheid van de nonnen van Laudun in 1611 en die van Lauviers in 1647 in Frankrijk, alsmede die van enkele meisjes in Salem in het koloniale Noordamerika in 1692 zijn hiervan de beruchtste voorbeelden.
Het melken van het heft van een mes en boter karnen uit de sloot
Het toveren van melk of boter is ook te verklaren vanuit het idee dat je in je geestlichaam energie kan stelen. Hessel bekende hoe hij een tobbe melk had gemolken uit het heft van zijn mes die hij in een boom gestoken. In sagen waarin melk of boter stelen een rol speelt blijkt dat door deze toverij een andere boer zijn melk of boter kwijt raakt. Inderdaad overlijdt het vee van een andere boer door deze procedure. In mijn optiek steelt hij vruchtbaarheid van een andere boer door in trance te gaan en door middel van een sympathetische handeling in te tappen op het energiesysteem van de ander – zij het koe, boer of het grotere geheel van het hele boerenerf – de boom staat voor dat systeem, het mes maakt een lekkage in dat systeem waardoor hij de energie/ melk er uit kan trekken en voor eigen nut gebruiken! In het boter karnen uit de sloot – wat door Anthonis Bulck wordt bekend – zal een zelfde principe ten grondslag hebben gelegen.
Bijten als Weerwolven
Met behulp van de duivel konden de heksen zich in dieren veranderen. Om in een wolf te veranderen gebruikten ze de – van hem gekregen – haren riem of zwarte wambuis. Ook in de sagen wordt hetzelfde verteld: de duivel geeft een gordel van wolvenhaar aan zijn dienaar. Deze heeft vervolgens geen keus, hij moet zich wel veranderen in een dier en kwaad doen of hij wil of niet. Het weerwolventhema is al zeer oud, in de IJslandse Volsunga saga veranderen de twee krijgers Sigmund en Sinfiotli zich al in wolven waarna ze nog sterker zijn en mannen aanvallen en doden. Ook Folkert en zijn kinderen worden woedend, echter zij vielen alleen het vee aan, beten het in de keel en dronken het bloed. In de heidense tijden was een kunstmatig opgewekte woede een heilige trance die men opriep ter ere van Wodan/ Odin. Door Wodan werd men woedend, Wodan wordt ook wel de furieuze genoemd. Het is dan ook bijzonder om te merken dat de duivel waar de ‘toeversen’ zich aan hadden gewijd, de boze of de kwade wordt genoemd. Ook de duivel kan dus zijn aanhangers tot grote boosheid of kwaadheid brengen. In deze woedende bezetenheid menen ze in wolven te zijn getransformeerd. Ze laten hun mensvorm achter en trekken de wolvenvorm aan. Dit is een vorm van extreme identificatie die ook voor een toeschouwer heel echt kan lijken, zeker als het nacht is en de bezetene zich hult in de huid -inclusief kop – van het beest. Woede is de mannelijke vorm van duivelse magie. Mannen zijn de specialisten in de verscheurende kracht van kwaadheid. Meestal zijn het de mannen die (weer)wolven worden. Uit het drinken van het bloed van de beesten spreekt dat Folkert en zijn zonen als demonische weerwolven hebben gevampiriseerd op het naburige vee. Als kwaadheid bewust wordt toegepast om energie te roven spreken we van kwade toverij.
Dansen als katten
De meer voorkomende vrouwelijke variant van toverij drijft niet op woede maar op droefheid. In een bui van droefheid of melancholie geeft Folkert zich over aan de boze. Ook andere heksen sluiten pas een pact als ze in uiterste wanhoop en droefheid zijn. Ook al wordt dat in de bekentenissen niet letterlijk gezegd (waarschijnlijk omdat het geen belastend bewijs vormt) verschijnt de duivel dan om hen te verleiden met zinnelijk genot, dat zal ze opvrolijken! Het voor de hand liggende symbool voor zulke sensualiteit is de kat. De heksen dansen en zingen als katten en vieren zo feest. Deze verleiding ligt voor de hand, om uit het lichaam te treden is een extatische toestand nodig, te vergelijken – maar zeker niet te identificeren – met een roes van drank of drugs. In deze toestand van overgave is een intens genot mogelijk. De vrouwelijke heksen krijgen verder de duivel als ‘boel’ oftewel minnaar. Toch worden zijn attenties zelden als genot ervaren. Ook het meisje Maria – die in 1591 werd ondervraagd – zegt dat de duivel onder zijn kleren ‘zwart en koud’ was. Dit laatste kan ook een invulling zijn van de ondervragers die in alle heksenhandboeken hebben kunnen lezen dat seks met de duivel koud en pijnlijk is.
De anekdote van de vlucht van Anthonis Bulck in de vorm van een ooievaar laat zien dat nog vele andere diervormen mogelijk zijn. De ooievaar als reislustig dier, en in de symboliek bekend als geleider der zielen, is een gepaste keuze voor een man op de vlucht!
Weermagie
In de weermagie die Hendrikje en Dirk uitoefenden lijken alleen kwade bedoelingen te schuilen. Hendrikje kon – met behulp van een polletje gras – het laten hagelen en zo de oogst op het veld vernietigen. Dirk kon – met een elzenblad – het doen onweren en nevelen. Dit laatste kan met het vruchtbaar makende vocht ook juist een positief effect hebben. Het lijkt op de functie van degene die zegent en daarom ook weet hoe die moet betoveren. Het is in essentie een goede kracht, maar een vaardigheid die ook ten kwade gebruikt kan worden. Waarschijnlijk geld hetzelfde voor het ziek maken met behulp van spelden en een zwart lapje, wat Hessel gedaan zou hebben. Degene die kan genezen met een helende drank of zalf, kan ook ziek maken of vergiftigen. Dat is het gevaar van de ‘magische specialist’. Hij of zij kan vereert en geacht worden, tot de gemeenschap door tegenslag wordt geplaagd en de verering omslaat in verachting en wantrouwen.
De ware toedracht van de heksenprocessen in Nijkerk en Amersfoort zullen we helaas nooit te weten komen, wel biedt het een zeer boeiend kijkje in het nog deels magische bewustzijn van de mensen uit deze stadjes in de zestiende eeuw.
Abe van der Veen
Literatuurlijst:
Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)
1) In de latere sagen wordt gezegd dat dit dansen plaatsvond op Metgens bleek. Dit wordt nu wel de Kattenkampen genoemd. Het is een weiland net buiten de stad, waar men vroeger het laken liet bleken. Het bijten van het vee op het veld vond plaats in het Eemland en bij de Birk. In die tijd was er ook werkelijk een wolvenplaag rondom Amersfoort! (Dresen Coenders) In latere sagen wordt verteld dat er op de Heiligenberg heksenbijeenkomsten werden gehouden. Deze is op loopafstand van Meintjes bleek.
The post Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk first appeared on Abe de Verteller.
]]>