Skip to main content

Het bekendste sprookje over kabouters is ‘die Wichtelmänner’ (1) oftewel ‘de kaboutertjes’ uit de sprookjes van Grimm. In net iets andere bewoordingen wordt dit zelfde sprookje ook verteld over de Vlaamse alvermannetjes, de Nederlandse kabouters en de Engelse brownies. Hieronder geef ik een esoterische uitleg van dit sprookje. Je kan ook eerst het sprookje hier lezen. (2)

In het sprookje heeft een arme schoenmaker veel geluk omdat kaboutertjes het werk afmaken dat hijzelf `s-avonds onafgemaakt laat. De door de kabouters gemaakte schoenen zijn meesterlijk gemaakt. Op die manier keert zijn welvaart spoedig terug. Zijn vrouw wil de kabouters graag een keer zien en gaat op een avond gluren door een spleet in de vloer. Zij ziet dan dat de kabouters geen kleren aanhebben (of in andere versies slechts vodden).

Als dank voor al hun werk besluiten dan de schoenmaker en zijn vrouw om kleertjes voor de arme kabouters te maken. Ze leggen die de volgende avond voor ze neer. De kabouters doen de kleren aan en zijn zeer blij. Vanaf dat moment voelen ze zich te goed en te fijn om nog schoenmaker te zijn! Het komt – in andere versies – echter ook voor dat de kabouters bij het zien van de kleren juist te beledigd zijn om nog te willen werken voor het gezin.

In een versie van dit verhaal uit Keulen heeft niet slechts de schoenmaker baat bij de hulp van de kabouters, maar een hele stad. Alle ambachtslieden in Keulen varen wel bij de hulp van de ‘Heinzelmännchen’. Op een kwade dag is een van hun vrouwen echter zo nieuwsgierig dat ze per se de onzichtbare helpertjes wil zien. Als ze midden in de nacht de kaboutertjes bezig hoort, schijnt ze plotseling een lamp op het tafereel. De kabouters stuiven alle kanten op en zijn sindsdien nooit meer in de stad gezien.

De ‘Heinzelmännchen’ op een sculptuur in Keulen

Brownies

In Engeland heten deze wezens ‘brownies’ en helpen niet alleen ambachtslieden, maar ook boeren bij hun werk. Zij zijn een soort van elfen (‘fairies’) die bij het huis of de familie horen. Vaak wonen ze op zolder, in de kelder, of in de haard. Als de familie zijn werk naar behoren doet, netjes en ijverig is, en als ze de huisgeest dagelijks een offer brengen van melk en brood dan beloont hij ze door de onafgemaakte klusjes van die dag ´s-nachts af te maken. Als in het gezin echter luiheid, gierigheid of andere slechte eigenschappen heersen en als het voedseloffer niet gebracht wordt, kan de brownie veranderen in een plaaggeest. Hij verplaatst spullen of maakt ze weg, hij snoept van de voorraden, maakt vreemde geluiden en trekt de dekens van het bed. Ook al wil de familie verhuizen, dit zal niet helpen want de plaaggeest verhuist gewoon met hen mee!

In en uit de ‘flow’

Dit verhaal is een prachtig voorbeeld van in de ‘flow’ en uit de ‘flow’ zijn. Elfen zijn voor mij energetische processen. De zichtbare wereld van de mensen draait om objecten. De onzichtbare wereld van de elfen draait om processen! Onze wereld is statisch; met ons oog proberen we de wereld te fixeren en met onze geest proberen we de wereld te controleren. De elfenwereld is dynamisch, zij houdt geen seconde stil. Zij staat buiten tijd en ruimte en heeft daardoor ook geen besef van individualiteit. Elfen begeleiden de mensen continu bij de meest diverse handelingen. Zolang de mens die handelingen met zijn volle aandacht doet en daarbij opgaat in die handeling ontstaat er een ‘trance’ of een ‘flow’ waarin er geen energie ontsnapt uit het proces. De mens is volledig onderdeel geworden van de handeling die hij verricht, of dit nu gaat om schoonmaken, koeien melken, schoenmaken of  een kindje maken. In vroeger tijden was de identificatie tussen wat de mens is en wat hij doet nog veel meer volkomen. Je bent wat je doet, je bent boer, je bent bakker, je bent schoenmaker! Je identificeert je volkomen met je beroep. Je schept trots in de beheersing van je vak dat je hebt geleerd van je voorvaderen. Hierdoor zit er geen ruimte tussen jezelf en de handeling. Deze gaan in elkaar op. De menselijke energie en aandacht die in het maken van het product werden gestoken kwamen volledig in het product terecht. Dit zorgde voor kwaliteit. Wie dit proces bekijkt vanuit eenheidsbewustzijn die weet dat de ambachtsman of de boer geholpen wordt door onzichtbare krachten. Elk proces is ook een elfenvorm, wie zich verbindt met dit proces, identificeert zich met die elfenkracht en wordt geholpen door de elfen of de kabouters! In feite vond die hulp niet in de menselijke nacht plaats, maar in het nachtbewustzijn, in de geestenwereld. Wat de mens uitvoert in de mensenwereld, vindt tegelijkertijd plaats in die andere wereld. Bij complete identificatie ontstaat er een meesterwerk, een proces waarvan het eindproduct zelf een bron van energie is geworden. (3)

De tijd kwijt

Flauwe afspiegelingen van dit gegeven kunnen we vinden als we tijdens onze werkzaamheden ons besef van tijd verliezen en er een gevoel van rust op ons neerdaalt. Als we verfrist worden door ons werk in plaats van vermoeid. Soms zijn juist de nederige taakjes goed om die elfenkracht te voelen, bij het doen van de afwas, het wieden in de tuin en het schoonmaken van het toilet om eens wat te noemen. De elfen komen bij jou op bezoek als je opgaat in het proces en je vergeet om te denken. Je maakt je het werk eigen en verbindt je ermee, waardoor je jouw indrukken tot uitdrukking kunt brengen.

De naakte kabouter

Op een gegeven moment doet de nieuwsgierigheid, de onderzoekende geest van de mens zijn intrede. Dit is niet slecht, de mens is namelijk meer dan een elf alleen. Zij is bestemd om te komen tot zelfbewustzijn. Dit wordt in het verhaal verbeeld door het geven van kleertjes aan de kabouters en in het proberen om de elfenwereld te verlichten door het ontsteken van de olielamp. De naaktheid van de kabouters is te zien als een staat van eenheidsbewustzijn waarin er nog geen plaats is voor schaamte voor het eigen lichaam. Het besef van het individuele lichaam is er gewoon niet. Zij schamen zich niet voor hun viriliteit en creatieve kracht. Dit is te vergelijken met de naaktheid van Adam en Eva in het paradijs. De elfen zijn met recht beledigd als je ze probeert te verleiden om hun onschuldige paradijselijke staat te verlaten. Zonder kleren is iedereen gelijk. Kleren aandoen is het begin van beschaving. Je geeft jezelf een individualiteit en daarmee een masker. In de versie waar de kabouters de kleren wel aantrekken, staan zij voor de mensen die vallen voor de zonde van de hoogmoed. Niet slechts de kabouter, maar de kleermaker zelf voelt zich te goed, te mooi om nog slechts kleermaker te zijn, hij wil een identiteit voor zichzelf alleen en zich onderscheiden van andere kleermakers. Het ontsteken van de lamp is als de rationalisering van het proces. Elfenwezens laten zich niet rationaliseren en analyseren. Zij stuiven uiteen voor dit licht. Vervolgens kan er misschien een efficiënter productieproces bedacht worden, maar de ziel ontbreekt. Die is weg gevlucht, samen met de elfen en de ambachtsman is fabrikant geworden..

Abe van der Veen

Lees ook mijn blog over de fallische kabouter en de oorsprong van de kabouter:
http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/
http://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/

1) Onder dit lemma vertelt Grimm eigenlijk drie kaboutersprookjes in één. Ik beperk mij tot het sprookje over de gift van kleren.

Je kan ‘Wichtel’ vergelijken met het Nederlandse wicht voor (wissel)kind, wezen of demon, ‘vätte’ een Zweedse naam voor kabouter en wight, het Engelse woord voor een geest. Dit is een woord voor kleine demon of geest. Het zijn dus kleine geestmannetjes. https://www.etymonline.com/search?q=wight

2) Dit artikel is een verkorte en aangepaste versie van een stuk wat ik eerder heb gepubliceerd in het – nu ter ziele zijnde – tijdschrift Religie en Mystiek.

3) De Sloveense kunstenaar en mysticus Marko Pogacnik schreef in zijn boek ‘Ontmoetingen met natuurwezens’ over dit soort ervaringen.

Join the discussion One Comment

Leave a Reply