Skip to main content

Saul bij de heks van Endor – van Oostsanen

Tijdens mijn studie geschiedenis kwam ik een vijftiende-eeuws Nederlands recept tegen voor de vliegzalf van de heksen. De mediaevist Braekman die dit recept en bijbehorende vliegspreuk beschreef had destijds geen vermoeden dat dit om een authentiek recept voor vliegzalf ging, later beschreef hij het opnieuw. Nu vergeleek hij het wèl met de beruchte vliegzalf waarmee heksen door de lucht konden vliegen naar de heksensabbat. (1)

Ik kreeg zekerheid dat dit recept vliegzalf betrof toen ik het vroegst bekende recept voor vliegzalf ontdekte. Dit is het recept voor ‘unguentum pharelis’ van de Duitse dokter Johannes Hartlieb uit 1456 uit zijn ‘Buch für allen verboten Kunst’. Beide recepten zijn ontzettend boeiend voor zowel paganisten als historisch geïnteresseerden. Het geeft een van de zeldzame bewijzen voor het werkelijke uitoefenen van hekserij in Nederland.

Recepten voor heksenzalf

Hieronder volgen de beide recepten:

Eerst het vertaalde Nederlandse recept uit het vijftiende-eeuwse manuscript van Joannes Alphensis:

Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt.

Maan: IJzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of chichorei).

Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn. (2)

Dan het vertaalde citaat uit het boek van verboden kunsten uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb:

Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ [vrouwelijke nachtgeesten, mogelijk in het gevolg van vrouw holle, later gezien als heksen] een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op  banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (3)

Het valt in deze tekst op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor de zaterdag als te plukken plant de ‘heliotropum europaeum’ oftewel de zonnewende. De zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden worden nog wolfskers en monnikskap genoemd. (4)

Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Deze drie van het geslacht nachtschade worden het meest genoemd in andere recepten voor heksenzalf. Zij brengen het getal op negen. Welke bron Schindler heeft gebruikt blijft echter duister. Het Nederlandse en het Duitse recept noemen de zalf ‘unguentum Pharelis’ of ‘unguent in den maniere van Pharel’. Schindler noemt het als enige ‘Hexensalbe’. Vier van de zes of negen planten die genoemd worden staan in beide bronnen. Dit is best veel gegeven de enorme hoeveelheid kruiden die er zijn en samen met de naam Pharel duidt dit op een gemeenschappelijke bron.

Pharel en varende Brünhilde

Heksen van Baldung Grien bezig met hun werk ca. 1510

Een van de meest intrigerende elementen in de tekst is de naam Pharel. Met deze naam zou heel goed Pharaildis bedoeld kunnen zijn. Pharaildis (650-740 n.o.j.) is een kuise vrouw uit Gent die, liever dan met haar man te vrijen, ’s-nachts naar de kerk ging, wat haar man tot wanhoop dreef. Verder wekte ze een gans weer tot leven en kreeg daarom later een gans als embleem. Door deze daden werd zij beschermheilige van Gent. (5) Er is een grote kans dat zij niet werkelijk heeft bestaan en verzonnen werd om een oudere verering van een godin te verhullen. Pharaildis is namelijk ook een andere naam voor Herodias. (6)

Herodias is een van de meest voorkomende namen van een godin waarvan in vroeg-middeleeuwse boeteboeken gezegd wordt dat zij met vele vrouwen in de nacht door de lucht vloog. (7) Andere namen voor deze godin zijn Diana, Abundia, Satia, Bertha en Holda. Herodias kwam in dit rijtje terecht omdat zij in de middeleeuwse folklore werd gezien als de danseres van de zeven sluiers die haar vader – koning Herodes – om het hoofd van Johannes de Doper vroeg. (Hier wordt zij echter verward met haar dochter Salomé.) Toen zij dit hoofd kuste blies Johannes haar de lucht in en veroordeelde haar om eeuwig door de lucht te vliegen. Zij reed in de lucht en in haar gevolg reden de varende vrouwen, de toverwijven. Volgens één geschrift werd zij gediend door een derde van de mensheid. Later maakte dit haar tot een demonische heksenaanvoerster. (8)

De naam Pharaildis werd in het Nederlands verbasterd tot Veerle of Verelde en naar haar werd de Melkweg ook wel de Vroneldenstraat genoemd. Haar naam zou varende Hilde of vrouw Hilde kunnen betekenen. Ondanks de naamgelijkenis gaat het hier niet om de godin Holda, maar om de walkure Brünhilde. De Melkweg wordt namelijk ook wel de Broeneldenstraat genoemd naar Brünhilde. (9) Het unguentum Pharelis wordt zo een zalf om mee te kunnen vliegen in het gevolg van Pharaildis of Herodias. Zo kunnen we deze zalf identificeren als een smeersel om in de geest door de lucht te kunnen vliegen samen met andere vrouwen en geesten. Het is de zalf die vrouwen (en sommige mannen) gebruikten om uit hun lichaam te treden om zo in de nacht mee te kunnen reizen met de godin in het door haar aangevoerde geestenleger. In beide vijftiende-eeuwse teksten wordt nog niet gesproken van een heksenzalf of een ‘unguentum Lamiarum’. Deze naam komt pas naar voren in de zestiende-eeuwse bronnen.

In deze tijd moesten de grote heksenvervolgingen nog beginnen en de kerk verbood juist het geloof in een fysieke nachtvlucht. Vrouwen die geloofden dat ze mee vlogen in de nacht met Diana of Herodias waren bijgelovig en moesten boete doen. (7) Langzaam maar zeker veranderde dit – mede onder invloed van de Malleus Maleficarum (1476) – in een geloof in de fysieke realiteit van de nachtvlucht. De ‘unhulden’ of nachtgeesten werden zo bestempeld tot boze heksen. Het waren kwade vrouwen die zwarte magie bedreven als onderdeel van hun pact met de duivel. Vanaf de zestiende eeuw vlogen ze ook niet meer met een godin maar met de duivel.

Othinel

Van de andere genoemde geesten in het Nederlandse recept is alleen Othinel mogelijk identificeerbaar. Dit zou namelijk heel goed op Odin kunnen slaan! Deze wordt ook wel Othin genoemd en is bekend als leider van de Wilde Jacht. Van Odin wordt in de Edda gezegd dat hij uit zijn lichaam kon treden en dan naar verre landen kon reizen. (10) Dit maakt hem tot een geschikte mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis. Dat Othinel ook in de Bijbel wordt genoemd als één van de richteren is alleen maar handig als dekmantel. Door een Bijbelse figuur te noemen wordt de kans op een aanklacht tegen afgoderij kleiner.

De andere wezens die in de incantatie genoemd worden zijn een stuk moeilijker te plaatsen. Adromaniel en Clemosiel zijn nergens te vinden. Wel kan het zijn dat deze wezens onder invloed van het christendom gezien werden als engelen. Zowel engelen als demonen kregen zeer vaak de uitgang El of Iël in hun naam (denk aan Gabriël en Michaël). In de Henochiaanse magie is het oproepen van engelen zelfs onontbeerlijk. Dit blijft dus nog een raadsel.

Abramelin de Magus

Een derde vijftiende-eeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. De magiër beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Lintz een jonge vrouw (hij noemt haar geen heks) ontmoet die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de belangrijkste aders van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plaats was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (11)
Het lijkt er sterk op dat we in dit verslag van Abramelin de magiër een authentieke weergave hebben van de werking van de heksenzalf waarvan we de receptuur hebben kunnen halen uit de twee andere bronnen.

Salvator Rosa – heksen tijdens hun bezweringen

De zeven planten en de vliegreis langs de zeven sferen en planeten

De ingrediënten van het vijftiende-eeuwse Nederlandse recept voor vliegzalf zijn – naast het vet van een geit en het bloed van een vleermuis – de volgende zeven planten: ijzerhard, vuurwerkplant, bingelkruid, huislook, valeriaan, betonie en goudsbloem. Het Duitse vijftiende-eeuwse recept van Hartlieb noemt nog verder koningsvaren, venushaar en zonnewende. (12) Met dit recept is het zeer de vraag of er een hallucinogene werking van de zalf uit zal gaan. Het enige giftige middel in de zalf is het bingelkruid. Deze heeft echter geen hallucinogene werking. Het lijkt er daarom op dat het effect meer uitgaat van sympathetische magie. Elke plant heeft namelijk wel een magische connotatie en hoort bij één van de zeven planeten. (13 [voor de plantliefhebbers onder ons zie deze noot voor een uitgebreide beschrijving] )

Door het oproepen van de leider en leidster van de Wilde Jacht Odin (Othin) en Pharaildis (Pharel) en het insmeren met zalf van de planten die behoren bij de (geesten van) de zeven planeten kon de tovenaar of heks uit haar lichaam treden en langs de zeven sferen opstijgen tot ze de plaats bereikte waar alle wensen mogelijk zijn.

We hadden al vastgesteld dat Pharel/Pharaildis een andere naam voor Herodias is. Herodias werd weer verward met haar dochter Salomé. Zij danste voor haar vader Herodes de dans van de zeven sluiers en won daarmee het hoofd van Johannes de Doper. Deze dans is niet slechts een vulgaire striptease – zoals men vaak denkt – maar de rituele uitbeelding van het afleggen van de zeven illusies en van de reis langs de zeven poorten van de onderwereld of juist langs de zeven sferen naar de hemel. Bij de laatste poort ben je naakt en voorbij alle illusie van tijd en ruimte in de wereld. (14) Hier is éénheid en gelukzaligheid. Voor mij maakt het niet uit of we dit nu hemel, paradijs, Nirvana, Walhalla of Venusberg noemen. Salomé betekent vrede en in de plaats waar zij naar toe reist bereikt men de vrede. Het is niet toevallig dat bij een heksenzalf met zeven planeetplanten ook een godin behoort die langs de zeven sferen kan reizen.

De mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis in het gedicht is Othin/Odin. Hij berijdt zijn paard Sleipnir (of de wereldboom Yggdrasil) om alle negen werelden te bereizen. Het reizen gaat niet fysiek, maar in de geest, buiten het lichaam.

Tripmiddelen als bestanddeel in heksenzalf

Als extra ingrediënten voegt Schindler nog bilzenkruid geplukt op zondag, wolfskers en monnikskap toe aan het oude recept. Dezen hebben alle drie hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Als deze drie toegevoegd worden aan het recept is de kans op een vliegsensatie een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogenen onmisbaar zijn om te kunnen ‘vliegen’. Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in trance-bewustzijn dit niet nodig hadden. (15) Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. Dit bleef altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.

(Heksen onder invloed – Hans Baldung Grien en heks die zich insmeert met zalf)

Het insmeren van de staf of steel

Parmigianino – Heksensabbat 1530

Het is opmerkelijk dat soms niet de huid, maar juist de reismiddelen gezalfd worden: dit lezen we o.a. bij Hartlieb. De reisinstrumenten die genoemd worden in zijn tekst zijn banken, stoelen, hooivorken en kachelpoken. In andere bronnen noemt men de geit, het spinrokken, de beruchte bezemsteel of gewoon een stok(je). Deze objecten kunnen op een fysieke en een geestelijke manier worden geïnterpreteerd.

Fysiek bekeken is er de mogelijkheid dat als je schrijlings op een staf gaat zitten die dik ingesmeerd is met hallucinogene zalf – zeker als je kleine wondjes hebt, waardoor het werkzame bestanddeel nog sneller wordt opgenomen – dit een vliegsensatie teweeg brengt. (16) Deze theorie kan bekrachtigd worden met drie bronnen: in 1477 bekende de heks Antoine Rose uit de Savoye dat zij van de duivel een stokje had gekregen van ongeveer 45 centimeter en een pot met zalf. Zij smeerde de zalf op de stok en bracht deze tussen haar benen en zei: ‘ga in naam van de duivel, ga!‘ Zij werd daarop direct naar de ‘synagoge’ (ander woord voor heksensabbat) gebracht. Een stokje klinkt niet als een middel om op te gaan zitten om je door de lucht en naar de sabbat te dragen. Was deze stok dan bestemd voor intern gebruik, zoals een dildo? Hiervoor is echter geen enkel direct bewijs.

Een ander citaat is uit 1470 van de theoloog Jordanes de Bergamo: ‘maar het volk gelooft en de heks bekent, dat op zekere nachten zij een staf zalven en erop rijden naar een afgesproken plek of zichzelf zalven onder de oksels of in andere harige plaatsen.’ (17) Het is duidelijk dat hier op de genitaliën wordt gezinspeeld. De zalf werd op plekken gesmeerd waar de huid het makkelijk zou opnemen, mogelijk was de stok hierbij een hulpmiddel.

Een derde bron vinden we in de bekentenis van de Ierse heks Alice Kyteler uit 1324. Zij vertelde dat zij een stok invette met zalf waarop zij galoppeerde ‘door dik en dun’. Dit laatste betekent door dicht struikgewas en bos met spaarzame begroeiing. Dit kan je interpreteren als een eufemisme voor het schaamhaar. (18) Alice gebruikte haar staf dus als een paard. Dit is daarmee geen gewoon paard, maar een stokpaard! Later was dit slechts speelgoed voor kinderen, maar in deze tijd kon het berijden van een stok(paard) ook een rituele betekenis hebben. Dit werd in het Engels ook wel een ‘cock-horse’ genoemd. Een aantal schilderijen uit de zestiende eeuw laten niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de stok en de labiae: één heks berijdt zelfs een fallus! (19) Echter ook daar is er geen sprake van inwendig gebruik. De andere mogelijke reismiddelen lijken mij slechts symbolisch en zonder praktisch nut.

De bezemsteel als kosmische boom

Geestelijk en symbolisch bekeken is elke staf- of paalvormig object een schematische weergave van de kosmische as. De wereldboom die wij als een energiestroom in ons energetische lichaam hebben en ons verbindt met de hemelpool en de aardepool. Wij zitten tussen die mannelijke en vrouwelijke energie in. Wij zijn een microkosmos, een microversie van de macrokosmos. Door uit ons lichaam te treden kunnen we over de fysieke grens in de onderwereld of bovenwereld komen.

Het symbool van de bezem bleek in de loop van de tijd het meest krachtige archetypische beeld om te laten zien hoe de heks tijdens haar extase, haar nachtvlucht, heen en weer gaat tussen mannelijke en vrouwelijke energieën om uiteindelijk de andere wereld te bereiken. Een traditionele heksenbezem bestaat uit es voor de staf, berk voor de twijgen en wilg om ze samen te binden. (20) De vrouwelijke berkentwijgen worden met wilg samengebonden aan de mannelijke staf van essenhout. De wilg staat hier voor de wijze vrouw oftewel de heks.

Met de es Yggdrasil berijdt Odin de negen werelden. Maar ook de berk staat bekend als kosmische boom waarmee de sjamaan de andere wereld kan bereiken. Ook de wilg is een kosmische boom. Zij is de staf van de Griekse godin Helice die altijd de poolster aanwijst. Zo combineert de heksenbezem drie krachtige kosmische houtsoorten die helpen om te reizen in de geest. Ook hier draait het om sympathetische magie.

Abe van der Veen

falero_departure_of_the_witches

Noten:

1 W. Braekman – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
Dit handschrift is te vinden als MS.517 in de Wellcomebibliotheek te Londen. Volgens het hs. heeft het in de vijftiende eeuw toebehoord aan Joannes Alphensis.

2 Om te reysen haestelic daer men wil.

Luna: herba columbina, Mars: diptannus, Mercurius: mercurialis, Jupiter: barba Jovis, Venus: valeriana, Saturnus: betonica, Sol: solsequium. Item weet dat ghi alle dese cruden vergaderen sulte inden name van Pharel ende als die mane wassende is. Ende en vergadert gheen cruden als die mane is in Aries. Ende dan, als die maen vol is, na der sonnen onderganc, so maket u unguent1 inden maniere van Pharel. Ende menghe dat sap vande voirseide cruden mitten smeer vander gheiit ende mitten bloede vander vledermuus, altoes nomende Pharel. Ende als dit ghedaen is, so doch2 diin ungent in een siilveren bosse, ende legghent alden nacht daer seggende: ‘O waerdighe Pharel, ic offer di dit ungent’, ende dan neemt u ungent ende bewaertet. Ende als giit besigen wilt, so suldi nemen een luttel van dinen ungent ende besalven daermede diin aensicht, diin handen ende diin borst, ende segt aldus: ‘othinel Pharel clemosiel Pharel. Adromaniel Pharel’, ende nomen die stat daer ghi wesen wilt.

“Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey” van Johannes Hartlieb 1456

‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. Als am suntag prechen und graben sy Solsequium, am mentag Lunariam, am eretag Verbenam, am mittwochen Mercurialem, am pfintztag Dachhauswurz Barbam jovis, am freytag Capillos Veneris. Daruß machen sy, dann salben mit mischung ettlichs pluotz von vogel, auch schmaltz von tieren; das ich als nit schreib, das yemant darvon sol geergert werden. Wann sy dann wöllen, so bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin. Das alles ist recht Nigramancia, und vast groß verboten ist.’

‘For such travels both men and women, namely the witches use an ointment called “unguentum pharelis”. They make it from seven plants and pick each plant on the day belonging to that plant. So on Sunday they pick Solsequium, on Monday Lunaria, on Tuesday Verbena, on Wednesday Mercurialis, on Thursday Barbam Iovis, on Friday Capillos Veneris. From that they make ointment by adding to it blood of birds and fat from animals whose names I will not write so that no one is angered by it. Then, when they want, they spread it on benches or chairs, rakes or ofengabeln (big oven forks) and fly on them. This is a real Nigramancia and is strictly forbidden.’

4 Der Aberglaube des Mittelalters – H. Schindler 1858 p. 160 http://www.archive.org/details/deraberglaubede00schigoog

5 Met de zuid-Duitse leidster van de wilde jacht; vrouw Bertha of Perchta heeft ze dit embleem van de gans gemeen. ‘Bertha met de ganzevoet’ wordt weer gezien als een voorloper van (de sprookjes van) ‘moeder de Gans’.

6 Zo wordt zij genoemd in het Middelnederlandse gedicht uit de elfde eeuw Reinhardus of Ysengrimus. http://www.dbnl.org/tekst/_tie002200901_01/_tie002200901_01_0016.php

7 Canon Episcopi in de elfde-eeuwse versie van Burchard van Worms

“certain wicked women” (quaedam sceleratae mulieres), who deceived by Satan believe themselves to join the train of the pagan goddess Diana (to which Burchardus added: vel cum Herodiade “or with Herodias”) during the hours of the night, and to cover great distances within a multitude of women riding on beasts, and during certain nights to be called to the service of their mistress.

8 Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’

9 Deze benamingen zijn te vinden in ‘Natuurkunde van het geheelal van broeder Thomas en in de woordenlijst Theutonista uit 1477.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article_content&wdb=MNW&id=69317

Die Brunelstraet


Walküren zijn vrouwelijke luchtgeesten uit de Germaanse mythologie die de krijgers op het slagveld kozen die moesten sneuvelen. Zij konden zich o.a. in zwanen veranderen.

10 Snorri Sturluson – Ynglinga Saga 7
‘Odin kon van gedaante veranderen. Dan lag zijn lichaam erbij alsof het dood en ingeslapen was, en onderwijl was hij dan een vogel of een viervoetig dier of een vis of een slang, en zo ging hij vliegensvlug naar verre landen om daar zijn zaken of die van anderen te behartigen.’

11 The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.htm
Het oudste nog bestaande transcript van dit boek is uit 1608
Hatsis – The witches ointment 137-138

12 Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey –  Johannes Hartlieb 1456

13 Maandag op de dag van de maan pluk je volgens het Nederlandse Handschrift ‘luna herba columbina’ oftewel IJzerhard.

IJzerhard (verbena officinalis) was al bij de Egyptenaren gewijd aan Isis en werd bij de Romeinen de tranen van Juno genoemd. Verder wordt het ook wel de tovenaarsplant genoemd. Het is een zuiverende plant; De altaren van Jupiter werden met takken van ijzerhard schoongeveegd. Het is één van de planten die de druïden gebruikten als allesgenezer. De Germanen noemden het Dinskraut naar de god Dinar, de god van het ding (de stamvergadering) en de oorlog. (Bij Hartlieb hoort de plant bij de dinsdag)  IJzerhard komt veel voor in liefdes- en lustopwekkende magische recepten. Volgens het volksgeloof droegen heksen als zij naar de heksensabbat gingen een kousenband van ijzerhard waardoor zij onvermoeibaar werden. (BO 189)

Volgens Hartlieb wordt op maandag Lunaria geplukt. Dit zou het koningsvaren  kunnen zijn. Van varen wordt in een Duits kruidboek gezegd dat er geen kruid is waar meer heksenwerk en duivelse kunst mee bedreven wordt! (Braekman 386) Toen men nog niet van sporen wist geloofde men in het bestaan van een onzichtbaar varenzaad. Dit zaad – als je het kreeg van de duivel (met midzomer of met kerst) – heeft allerlei magische eigenschappen. Als je het bij je droeg bleef je altijd jong, verstond je de taal der dieren, werd je onkwetsbaar, won je altijd in het spel en kon je je onzichtbaar maken.

Dinsdag op de dag van Mars pluk je diptannus, de vuurwerkplant. Gewijd aan de Kretaanse godin Dyktinna. Zij was Artemis Dyktinna godin van de jacht en de dieren en zo weer gekoppeld aan Diana! Onder haar andere naam Britomartis wordt zij weer geassocieerd met Mars. De plant groeide ook in de kruidentuin van de Griekse heks Medea. De plant wordt wel vuurwerkplant genoemd omdat de etherische oliën in de plant op hete zomerdagen tot het waarnemen van blauwe vlammetjes rondom de plant kan leiden.

Volgens Hartlieb is dinsdag de dag waarop ijzerhard geplukt moet worden.

Woensdag op de dag van Mercurius (Wodan/Odin)  plukt men volgens beide bronnen ‘mercurialis’ oftewel bingelkruid.

Bingelkruid (mercurialis) is uit de wolfsmelkfamilie en giftig. Hij is aan Mercurius of Wodan/Odin gewijd. (BO135) De kruidkundige Dodoens schrijft dat het kruid Hermoupoa heet naar Hermes/Mercurius die het kruid als eerste zou hebben gevonden.

Donderdag op de dag van Jupiter (Donar/ Thor) plukt men volgens beide bronnen Barba Jovis oftewel huislook (sempervivum tectorum).

Huislook is gewijd aan Wodan en/of Donar. Het werd in de volksmond ook wodansbaard of donderbaard genoemd. (BO 113) Men liet het in de dakgoot groeien tegen blikseminslag. Ook werd het gebruikt om heksen uit het huis te houden door het in de schoorsteen te hangen. (76 Cock spreekwoorden)

Vrijdag op de dag van Venus plukt men Valeriana Officinalis oftewel Valeriaan.

Valeriaan is in ’t Duits Baldrian en gewijd aan de zonne- en lentegod Balder. Het geneest de ‘vallende ziekte’ epilepsie en wordt in vele middeleeuwse liefdesdranken verwerkt. Dodoens zegt hierover ‘De ongheluckighe ende onsalighe vrijers en vrijsters ghebruycken de Valeriane in haer minnedrancken’. (Dodoens 568) Naast liefde kan valeriaan ook lustgevoelens opwekken bij de uitverkoren persoon. Zo past het goed bij de dag van Venus.

Bij Hartlieb is het op vrijdag te plukken kruid de ‘capillos veneris’ oftewel venushaar. Venushaar is aan Venus gewijd. Het maakt jong en verbreekt iedere betovering. Het heelt slangen- en spinnenbeten.

Op zaterdag, de dag van Saturnus pluk je betonica oftewel betonie. Betonie wordt wel de meesteres van alle kruiden genoemd. (BO 199) De Kelten noemden het de levensplant. De plantkundige Lobelius schrijft in 1581 over betonie: ‘Betonie bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijd en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (Cruydtboeck Lobelius 631) Volgens Hildegard von Bingen was het kruid goed tegen alle kwade toverij (rituele planten 296)
Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van  wandelaars/reizigers beschermen tegen toverij en ander gevaar.

Bij Hartlieb ontbreekt de plant van Saturnus en de zaterdag. Schindler vult het aan met Heliotropum Europaeum oftewel heliotroop / zonnewende. Zij heet zo omdat zij bloeit met de midzomerzonnewende en omdat de bladeren van de plant zich wenden naar de zon. Wie slaapt op blad van zonnewende zal de volgende ochtend weten of en wie hem wil bestelen zegt het volksgeloof. Heksen konden er onweer mee maken. (heksenkruiden 13, braekman 358)

Zondag is de dag van de zon waarop men voor de heksenzalf solsequium plukt. N.a.w. is dit goudsbloem. Ook Hartlieb heeft solsequium. Dit kruid is gewijd aan de heksengodin Hekate. In Frankrijk hing men het aan de deur om het kwaad te weren en meisjes dansten met blote voeten op een bed van goudsbloemen om de taal van de vogels te kunnen verstaan. (bloementaal 67)

Bilzenkruid (hyoscamus Niger) ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod (BO 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de 11e eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (Rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen..

Wolfskers is ‘atropa belladonna’ en wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen  hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.

Monnikskap (aconitum napellus) of ‘wolfsbane’ is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anecdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).

(14) Walker – woman’s encyclopedia of myths and secrets op lemma Salomé. Voor Salomé deed Ishtar dat al in de Babylonische mythe en Inanna in de Sumerische versie.

Zowel de reis naar de bovenwereld als de onderwereld gaat langs zeven niveaus. Pharaildis kan zowel omhoog als omlaag getuige de naar haar vernoemde Vroneldenstraat c.q. Melkweg..

(15) Dit is eigen speculatie. Over de inwijding tot heks in de middeleeuwen weten we bijna niets. In de processen gaat de inwijding gepaard met een duivelspact, duivelsteken en duivelskus op het achterste van de duivel en meestal ook nog seks met de duivel. Vaak werd wel zo het begeerde poeder om kwaad te doen of de zalf om mee te vliegen van de duivel gewonnen.

(16) Dildo’s bestaan al sinds de prehistorie http://en.wikipedia.org/wiki/Dildo

Burchard van Worms (12e eeuw) schreef hierover in zijn boeteboek: “Have you done what certain women are accustomed to do, that is to make some sort of device or implement in the shape of the male member of a size to match your sinful desire? If you have done this, you shall do penance for five years on legitimate holy days.”

(17) http://scienceblogs.com/terrasig/2007/10/on_the_origin_of_witches_and_b.php)
Jordanes de Bergamo – questio de striigis 75
M.C. Thomsett – Heresy in the roman catholic church p. 106

(18) http://www.obrien.ie/files/extracts/BewitchedLand-sample.pdfhttp://www.phrases.org.uk/meanings/through-thick-and-thin.html

Een opmerkelijke fraseologie als je bedenkt dat één van de meest voorkomende spreuken om de heksenvlucht te beginnen luidt: “Over haag en heg tot Keulen in de wijnkelder”. Dit noemen van haag en heg is betekenisvoller dan je zou zeggen op het eerste gezicht. De heg is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde en de woeste grond. Oftewel een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur. Een grens tussen orde en chaos. De heks is in het middelnederlands haghetisse oftewel heggerijdster!

(19)   Het schilderij heksensabbat van Parmigianino uit 1530.

Als mare/succuba bereden vrouwen ook de slapende man en zijn penis (cock) als paard. Hij kreeg een erotische droom en zij kreeg zijn energie om daarmee verder te kunnen vliegen.

(20)    Robert Graves –the white goddess 173

Verder:

1 De eerste vermelding van heksenzalf is te vinden bij Apuleius De gouden ezel (160AD)

– In 1428 Matteuccia di Francesso was burnt as a witch at Todi. She was charged with various acts of malicious sorcery, like many before her, but she was also accused of something else – she made an ointment, and smeared herself with it until she turned into a fly. Then the demon Lucibello would come in the shape of a goat, and swiftly as lightning he would carry her to the walnut tree in Benevento where the witches and devils held their great gathering (we have not yet learnt to call it the Sabbat). The ointment was made from the fat of vultures and the blood of bats, mixed with the blood of suckling babies. Nobody seemed to have doubted its reality, or the reality of its effects (Ginzburg 1990: 299).
1435 Nider: and here we are, at twilight again in another woman’s room. She strips off and stands by her kneading trough, ointment in hand; as she smears it over her body, she is watched from the darkness by several men. They see her as she climbs muttering into the long trough, they see her as she stretches out in sleep, and falls into disturbed dreams – dreams so convincing that she is soon waving her hands about, as if flying. Before long she has shaken the trough down off its perch and falls with a crash on the floor, hurting her head and her pride at once, for the men rush up to assure her that she has not been travelling in the air at all, but has been the victim of a delusion (Nider, Formicarius bk.2 cap.4).
Johannes Hartlieb 1456
Joannes Alphensis 15e E
The witches’ ointment was actually analyzed in the sixteenth century by Andreas de Laguna, physician to Pope Julius III. Of a tube taken from a witch, Laguna reported that the ointment was green in color and contained hemlock, salanum, mandragora, and henbane.”
In 1545, Andrés Hernandez de Laguna was acting as a medical officer near Nancy, where an elderly couple had been arrested on suspicion of bewitching the Duke of Lorraine. Their hut was ransacked in a search for evidence, and a small pot was produced, full of green ointment. Laguna was asked to examine this; he thought that it looked like unguentum populeum, a narcotic salve made from the buds of black poplar (which gave it the green colour) plus leaves of poppy, henbane and deadly nightshade. He sniffed the little pot, and recognised the heavy odour of nightshade and henbane. (a jar half filled with a certain green unguent… with wich they were anointing them selves … was composed of herbs.. which are hemlock, nightshade,henbane and mandrake, of which unguent… I managed to obtain a good canister full.)
On returning to his regular job at Metz, Laguna took the ointment with him. He soon had the opportunity to try it out. One of his patients was the wife of the city executioner, driven crazy through insomnia caused by jealousy of her husband. Laguna doesn’t say if it was justified: anyway, this being the sixteenth century, they decided to treat her, not him. Smeared from head to foot with the ointment, she passed out for three days and woke up with a grin and a story of having cuckolded her husband.
In de mid-vijftiende eeuw schreef de Spaanse theoloog Alfonso Tostado al over de beruchte heksenzalf. De heksen prevelden enkele woorden, smeerden zich in met de zalf en vielen in een diepe slaap. Als ze wakker werden beweerden ze dat ze naar verre oorden waren gevlogen om met de andere heksen te feesten en te vrijen. (Ginzburg – Benandanti p. 42)

3 Girolamo Cardano covers the topic in his De Subtilitate (1550), where the eighteenth book contains the passage:-

‘We speak now of the witches’ ointment, which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.

4  Het recept uit 1558 van Della Porta is erg bekend geworden omdat Murray het noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’. Della Porta ging gewoon bij een  oude vrouw langs die de naam had hekserij te bedrijven. Hij zag hoe zij een zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten van het zalfje. De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano. On his travels, he had met up with an old woman who offered to prove to him that the ointment really worked. She stripped off and worked the mixture over her body as he and a few friends watched from the darkness… yes, it’s another story of a midnight watch. The woman fell into a deep sleep from which she could not be awakened (they tried beating her up a bit, experimentally) and when she woke, she said she had travelled across seas and mountains, and had seen fine young men.

Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)

Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”

5 De beroemde Nederlandse verdediger van de heksen Johann Weyer in De Praestigiis Daemonum (1583) noemt opnieuw het recept van Della porta, wat vervolgens weer wordt gekopieerd door de nog beroemdere criticus van heksenvervolgingen Reginald Scot (1584) says that the ointment ‘whereby they ride in the aire’ was made of the flesh of unbaptized children, and gives two recipes:

[1] ‘The fat of yoong children, and seeth it with water in a brasen vessell, reseruing the thickest of that which remaineth boiled in the bottome, which they laie up and keepe, untill occasion serueth to use it. They put hereunto Eleoselinum, Aconitum, Frondes populeas, and Soote.’ [2] ‘Sium, acarum vulgare, pentaphyllon, the blood of a flitter mouse, solanum somniferum, and oleum. They stampe all these togither, and then they rubbe all parts of their bodys exceedinglie, till they looke red, and be verie hot, so as the pores may be opened, and their flesh soluble and loose. They ioine herewithall either fat, or oil in steed thereof, that the force of the ointment maie the rather pearse inwardly, and so be more effectuall. By this means in a moonlight night they seeme to be carried in the aire.'[4] Dit is tot op de letter hetzelfde recept als gegeven door Della Porta.

http://www.whitedragon.org.uk/articles/ointment.html

 Het uitdiepen van het brouwsel van de ‘weird women’ van Macbeth (1603-1607) levert ook waardevolle informatie op..: http://literarytourist.com/2009/10/macbeth-and-what-was-in-the-witches-brew/

Round about the cauldron go; In the poison’d entrails throw. Toad, that under cold stone Days and nights hast thirty one Swelter’d venom sleeping got, Boil thou first i’ the charmed pot. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Fillet of a fenny snake, In the cauldron boil and bake; Eye of newt, and toe of frog, Wool of bat, and tongue of dog, Adder’s fork, and blind-worm’s sting, Lizard’s leg, and howlet’s wing, For a charm of powerful trouble, Like a hell-broth boil and bubble. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Scale of dragon, tooth of wolf, Witches’ mummy, maw and gulf Of the ravin’d salt-sea shark, Root of hemlock digg’d i’ the dark, Liver of blaspheming Jew, Gall of goat, and slips of yew Sliver’d in the moon’s eclipse, Nose of Turk, and Tartar’s lips, Finger of birth-strangled babe Ditch-deliver’d by a drab, Make the gruel thick and slab: Add thereto a tiger’s chaudron, For the ingredients of our cauldron. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. 

Pretty gruesome stuff, but likely just herbs by other names….names designed to gross out the masses, to stop them from practicing magic. Here are some  translations: Eye of Newt Mustard Seed Toe of Frog Buttercup Wool of Bat Holly Leaves Tongue of Dog Houndstongue Adders Fork  Adders tongue Lizard Leg Ivy A Hawk’s Heart: Wormwood Ass’s Foot or Bull’s Foot:  Coltsfoot Bear’s Foot: Lady’s Mantl Calf’s Snout: Snapdrago Graveyard Dust: Mullein Sparrow’s Tongue: Knotweed

Join the discussion 4 Comments

  • Heiden says:

    Interessant artikel maar het recept is (op)geschreven in de tijd van de inquisitie 1456-1458.

    Het is goed mogelijk dat dit recept voor vliegzalf eigenlijk een stimulerend glijmiddel is? De zalf is gemaakt van dierlijk vet, ijzerhard en valeriaan zijn lustopwekkend en het rijden van de bezem kan inderdaad sexueel zijn. Een intens orgasme kan ook een zwevend gevoel geven, tantra geeft hier meerdere voorbeelden van. De inquisitie was ook van mening dat heksen sex hadden met den duyvel. Blijkbaar hebben ze deze heksenzalf getest in Spuiten en Slikken en had het een euforisch effect en een verhoogd libido.

    http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenzalf

    Herodias was geen godin, maar een joodse prinses, de dochter van koning Herod’s zoon. De namen Othinel, Pharel en Clemosiel zijn Hebreeuws. Met Google Translate krijg ik de volgende vertalingen: Othinel betekend vermalen. Pharel is waarschijnlijk een naam. Clemosiel is “cle moshe el” en betekend zonder schaamte of schande. Ad romani el is onbekend. Het boek van Abra-Melin is namelijk geschreven door de joodse rabbijn Yaakov Moelin dus vandaar de joodse terminologie.

  • scarlett princen says:

    bestaat dit echt ik denk dat dit een sprookje is.

Leave a Reply to Heiden Cancel Reply